Budgetteren in de klas: twee praktische opdrachten over omgaan met geld

Met deze twee werkbladen gaan leerlingen aan de slag met budgetteren. Ze leren in de ene opdracht hoe ze een persoonlijk budget beheren en in de andere opdracht hoe ze geld kunnen verdelen binnen een fictief gezin.

Onderaan deze blog kun je beide werkbladen gratis downloaden.

Deze opdracht past bij mens & maatschappij in de onderbouw vmbo of bij het vak economie in de onderbouw.


Opdracht 1: Keuzes maken binnen een persoonlijk budget

In deze opdracht krijgen leerlingen een vast budget en moeten ze keuzes maken over hoe ze dit besteden. Ze denken na over vaste lasten, sparen en leuke uitgaven.

Wat komt aan bod?

  • Welke kosten moet je altijd betalen?
  • Hoe zorg je dat je niet rood staat?
  • Wat als je minder geld hebt dan verwacht?

Deze opdracht helpt leerlingen om bewuster met geld om te gaan en te snappen waarom plannen belangrijk is.


Opdracht 2: Budgetteren voor een fictief gezin

Bij deze opdracht kruipen leerlingen in de rol van een gezin dat elke maand zijn inkomsten en uitgaven moet beheren. Ze krijgen een fictief gezinsinkomen en moeten bepalen:

  • Wat gaat op aan vaste lasten?
  • Hoeveel blijft er over voor boodschappen, kleding en uitjes?
  • Wat als er onverwachte kosten zijn?

Deze opdracht laat leerlingen ervaren hoe snel geld op kan gaan en waarom plannen noodzakelijk is.


Tip: Laat leerlingen in tweetallen werken en samen bespreken welke keuzes ze maken. Dit stimuleert kritisch denken en argumenteren.

Heb je deze opdracht in de klas gedaan? Of ga je deze opdracht binnenkort doen? Stuur me een berichtje, ik vind het leuk om te horen hoe het lesmateriaal wordt ingezet en wat je ervaring is.

Geheugensteuntje: Hoe bereken je winst?

Voor leerlingen die mens en maatschappij of economie volgen, is het belangrijk om te begrijpen hoe je winst berekent. Dit geheugensteuntje helpt je stap voor stap op weg.

Belangrijke begrippen en formules

  • Afzet = het aantal verkochte producten
  • Omzet = afzet × verkoopprijs per product
  • Brutowinst = omzet – inkoopkosten
  • Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten

Voorbeeld 1: Sokkenverkoop op de markt (zonder extra kosten)

Gegevens:

  • Inkoopprijs per sok = €0,50
  • Verkoopprijs per sok = €1,00
  • Aantal verkochte sokken (afzet) = 100

Berekeningen:

  1. Afzet = 100 (want er zijn 100 sokken verkocht)
  2. Omzet = 100 × €1,00 = €100
  3. Brutowinst = omzet – inkoopkosten
    = €100 – (100 × €0,50) = €50
  4. Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
    = €50 – €0 = €50

Let op: Nettowinst is wat je écht overhoudt, nadat je alle kosten hebt betaald. In dit voorbeeld zijn er geen extra kosten, dus is de nettowinst hetzelfde als de brutowinst.


Voorbeeld 2: Broodjesverkoop op een festival (met extra kosten)

Gegevens:

  • Inkoopprijs per broodje = €2,00
  • Verkoopprijs per broodje = €4,50
  • Aantal verkochte broodjes (afzet) = 200
  • Kosten voor het huren van een kraam = €100

Berekeningen:

  1. Afzet = 200 (want er zijn 200 broodjes verkocht)
  2. Omzet = 200 × €4,50 = €900
  3. Brutowinst = omzet – inkoopkosten
    = €900 – (200 × €2,00)
    = €900 – €400
    = €500
  4. Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
    = €500 – €100 (huur kraam)
    = €400

In dit voorbeeld zijn er wél extra kosten (de kraamhuur). Hierdoor is de nettowinst lager dan de brutowinst.


Oefening: Pietje en zijn T-shirts

Pietje verkoopt T-shirts op een festival.

  • Inkoopprijs per T-shirt = €5,00
  • Verkoopprijs per T-shirt = €10,00
  • Aantal verkochte T-shirts (afzet) = 200
  • Kosten voor de kraamhuur = €100

Stap 1: Afzet berekenen

Pietje verkoopt 200 T-shirts. Afzet is 200.

Stap 2: Omzet berekenen

Omzet = afzet × verkoopprijs
Omzet = 200 × €10,00
Omzet = €2000

Stap 3: Brutowinst berekenen

Brutowinst = omzet – inkoopkosten
Brutowinst = €2000 – (200 × €5,00)
Brutowinst = €2000 – €1000
Brutowinst = €1000

Stap 4: Nettowinst berekenen

Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten
Nettowinst = €1000 – €100 (huur kraam)
Nettowinst = €900


Samenvatting van Pietjes winst:

  • Afzet: 200 T-shirts
  • Omzet: €2000
  • Brutowinst: €1000
  • Nettowinst: €900

Met deze voorbeelden en oefening kun je eenvoudig zelf berekenen hoeveel winst je maakt. Succes!

Download dit werkblad