In deze opdracht maken leerlingen voor Mens & Maatschappij een informatieve gids voor toeristen. Leerlingen kiezen een Nederlandse stad, onderzoeken bezienswaardigheden, musea, restaurants en overnachtingsmogelijkheden, en verwerken hun informatie in een overzichtelijke gids.
Je zou deze opdracht ook vakoverstijgend kunnen geven met bijvoorbeeld Nederlands of aardrijkskunde. Of koppelen aan digitale geletterdheid.
Je kunt onderaan deze blog het werkblad met deze opdracht downloaden.
Doelgroep: vmbo onderbouw aardrijkskunde of mens & maatschappij. (Eventueel vakoverstijgend met Nederlands)
Hoe werkt de opdracht?
Voorbereiding in de klas Leerlingen kiezen een stad en verzamelen informatie via Google Maps en andere bronnen.
Onderzoek en selectie Leerlingen zoeken naar belangrijke bezienswaardigheden, eetgelegenheden, slaapplekken en musea die interessant zijn voor toeristen.
Uitwerking van de gids Leerlingen verwerken de informatie in een folder, boekje, poster of digitaal document (bijv. in Canva of PowerPoint).
Presentatie en afronding Leerlingen presenteren hun gids aan de klas en lichten toe waarom hun stad een bezoek waard is.
Lesideeën: Hoe zet je deze opdracht in?
Koppel het aan een stedenproject Laat leerlingen een stad kiezen die ze nog niet goed kennen, zodat ze echt iets nieuws ontdekken. Bedenk dan zelf steden waar ze uit kunnen kiezen of maak er een speciaal thema van.
Laat duo’s of groepjes samenwerken Leerlingen kunnen de gids samen maken en verdelen wie welk onderdeel uitwerkt.
Extra uitdaging: vergelijk steden Laat leerlingen meerdere steden onderzoeken en kijken welke stad het meest aantrekkelijk is voor toeristen.
Hoe sluit je de opdracht af?
Klaspresentaties Laat leerlingen hun gids presenteren voor de klas.
Tentoonstelling in de klas Hang de gidsen bijvoorbeeld op in de klas of maak een speciaal hoekje waar leerlingen elkaars werk kunnen bekijken.
Mini-opdracht: Schrijf een e-mail aan een gemeenteraadslid
Lesdoel:Leerlingen leren hoe ze een formele e-mail schrijven en stellen een vraag aan een gemeenteraadslid over hun werk of een onderwerp dat hen bezighoudt.
Stap 1: Onderwerp kiezen
Laat leerlingen eerst nadenken over wat ze willen vragen. Ze mogen zelf vragen bedenken, maar je kunt ook voorbeelden geven, zoals:
Waarom heeft u ervoor gekozen om gemeenteraadslid te worden?
Wat doet de gemeenteraad voor jongeren in onze gemeente?
Hoe beslist de gemeenteraad waar geld aan wordt uitgegeven?
Wat zijn belangrijke onderwerpen waar de raad binnenkort over stemt?
Stap 2: De e-mailstructuur
Leg uit dat een zakelijke e-mail anders is dan een berichtje naar een vriend of kennis. Een zakelijke e-mail heeft de volgende opbouw:
Aanhef:
Beste meneer/mevrouw [achternaam],
(Als de naam niet bekend is: Geachte leden van de gemeenteraad, )
Inleiding:
Wie ben je? (bijvoorbeeld: Mijn naam is Pietje, ik ben 14 jaar en zit op het vmbo in [gemeente].)
Waarom schrijf je deze e-mail? (Voor school doe ik onderzoek naar de gemeenteraad en ik heb een vraag over uw werk.)
De vraag:
Formuleer je vraag duidelijk en vriendelijk.
Afsluiting:
Alvast bedankt voor uw reactie.
Met vriendelijke groet,
[Jouw naam]
Stap 3: De e-mail schrijven
Laat leerlingen hun e-mail eerst op kladpapier schrijven. Daarna moeten ze kritisch kijken naar spelling, interpunctie en zinsbouw. Vervolgens kunnen ze de e-mail versturen (eventueel via de docent).
Stap 4: Terugkoppeling
Als er een reactie komt: bespreek deze klassikaal. Wat hebben ze geleerd?
Geen reactie? Laat ze nadenken over hoe druk politici zijn en waarom sommige vragen misschien niet direct beantwoord worden.
Hoe je digitale geletterdheid ook vormgeeft binnen je school, het gaat erom dat leerlingen de vier domeinen van digitale geletterdheid ontwikkelen: ICT-basisvaardigheden, mediawijsheid, digitale informatievaardigheden en computational thinking.
Maar hoe pak je dat aan als je vakoverstijgend wilt werken op het gebied van digitale geletterdheid? In deze blog lees je hoe je digitale geletterdheid kunt integreren in vakken of vakoverstijgende projecten.
Waarom vakoverstijgend werken met digitale geletterdheid?
De vier domeinen van digitale geletterdheid sluiten goed aan bij bestaande vakken. Door ze in meerdere vakken te verwerken, leren leerlingen digitale vaardigheden toe te passen in verschillende contexten. Dit maakt het praktischer en herkenbaarder.
ICT-basisvaardigheden – Leerlingen leren werken met software en digitale tools die ze in verschillende vakken nodig hebben.
Mediawijsheid – Ze leren kritisch kijken naar nieuws, sociale media en online informatie.
Digitale informatievaardigheden – Ze zoeken en beoordelen bronnen, iets wat in bijna elk vak van belang is.
Computational thinking – Probleemoplossend denken en gestructureerd werken, wat bijvoorbeeld bij wiskunde en informatica goed toepasbaar is.
Door digitale geletterdheid vakoverstijgend aan te pakken, zorg je ervoor dat het geen losstaand onderwerp wordt, maar echt een onderdeel van je onderwijs.
Stap 1: Kies een thema dat meerdere vakken raakt
Een goed vakoverstijgend project begint met een thema dat in meerdere vakken relevant is. Voorbeelden van thema’s die aansluiten bij de vier domeinen van digitale geletterdheid:
Data en statistiek in de echte wereld (Wiskunde, economie, Informatica – computational thinking & ICT-basisvaardigheden)
Privacy en online veiligheid (Maatschappijleer, mentorles, informatica, Nederlands – mediawijsheid & ICT-basisvaardigheden)
Duurzaamheid en technologie (Aardrijkskunde, burgerschap, techniek, informatica – computational thinking & digitale informatievaardigheden)
Laat docenten bijvoorbeeld uit verschillende vakken samen nadenken over hoe ze digitale geletterdheid kunnen verwerken in hun lessen: hoe kan digitale geletterdheid een rol spelen binnen hun vak? Mooi idee voor een werkmiddag.
Stap 2: Maak een matrix met vaardigheden per vak
Om vakoverstijgend te werken, helpt het bijvoorbeeld om inzichtelijk te maken hoe digitale geletterdheid binnen elk vak past. Een vaardighedenmatrix kan hierbij helpen. Bijvoorbeeld:
Vak
Domein digitale geletterdheid
Opdrachtvoorbeeld
Geschiedenis
Digitale informatievaardigheden
Leerlingen checken historische bronnen op betrouwbaarheid en maken een factcheck.
Nederlands
Mediawijsheid
Leerlingen analyseren nepnieuws en schrijven een artikel waarin ze misleiding uitleggen.
Informatica
Computational thinking
Leerlingen maken bijvoorbeeld een eenvoudige programmeeropdracht of werken met data-analyse.
Maatschappijleer
ICT-basisvaardigheden & mediawijsheid
Leerlingen onderzoeken privacyinstellingen op sociale media en presenteren verbeterpunten.
Zo’n matrix helpt vaksecties om samenhang te creëren en opdrachten af te stemmen.
Je kunt ook een gedeeld document maken met daarbij de vier domeinen van digitaal geletterdheid en vaksecties daarop laten invullen wat bij hun vak past.
Stap 3: Bepaal de werkvorm en het eindproduct
Als de vaardigheden per vak duidelijk zijn, bepaal je bijvoorbeeld hoe leerlingen eraan werken. En dan kan je een werkvorm of eindproduct gaan maken.Dit kan op verschillende manieren:
Projectweek – Elk vak behandelt een deelonderwerp en leerlingen bundelen hun werk in een gezamenlijke presentatie of publicatie.
Vakoverstijgend eindproduct – Leerlingen maken samen een website, infographic of digitaal tijdschrift waarin verschillende vakken samenkomen.
Onderzoek + presentatie – Leerlingen onderzoeken een digitaal vraagstuk en presenteren hun bevindingen met een digitale tool.
Presentatiemarkt – Leerlingen presenteren eindproduct op een markt aan ouders, docenten, medeleerlingen en anderen.
Voorbeeld: Een project over nepnieuws waarbij leerlingen bij geschiedenis bronnen checken, bij Nederlands een journalistiek stuk schrijven en bij informatica een interactieve website bouwen met hun bevindingen.
Natuurlijk kan het ook een andere werkvorm of een ander eindproduct zijn, dit zijn maar ideeën over hoe je het zou kunnen doen. Je kunt het gebruiken ter inspiratie.
Stap 4: Gebruik digitale tools die aansluiten bij het project
De juiste tools maken het project niet alleen effectiever, maar ook leuker en leerzamer. Hier zijn een paar handige tools per domein:
ICT-basisvaardigheden → Canvavoor infographics, Google Drive of MicrosoftOneDrive voor samenwerking.
Computational thinking → Google Sheets of Excel voor data-analyse en eenvoudige berekeningen.
Digitale informatievaardigheden → bijvoorbeeld Nieuwscheckers.nl (factchecking vanuit de Universiteit Leiden) .
AI en technologie → Tools als ChatGPT of Bing AI om kritisch te onderzoeken hoe AI omgaat met bronnen en nepnieuws.
Stap 5: Afronden en evalueren
Een vakoverstijgend project is niet pas gelukt als het leerlingen alleen een eindproduct oplevert, ook reflecteren is belangrijk. Zorg ervoor dat je ook reflecteert op welke vaardigheid ze hebben gebruikt.
Laat leerlingen presenteren – Hoe zijn ze te werk gegaan? Wat hebben ze ontdekt?
Reflectieopdracht – Welke digitale vaardigheden hebben ze geleerd en hoe kunnen ze die verder ontwikkelen?
Evaluatie door docenten – Wat ging goed en hoe kan het volgende keer nog beter?
Gebruik een korte evaluatie of vragenlijst om inzicht te krijgen in hoe leerlingen het project hebben ervaren en wat ze geleerd hebben.
Conclusie: kleine aanpassingen, groot effect
Vakoverstijgend werken met digitale geletterdheid hoeft geen grote verandering te zijn. Door eerst kleine stappen te zetten, zoals een gezamenlijke vaardighedenmatrix of een proefproject (pilot), kun je digitale vaardigheden structureel in meerdere vakken integreren. Dit maakt digitale geletterdheid niet iets dat er even bijkomt, maar iets wat verweven zit in je onderwijs.
Wil je aan de slag met vakoverstijgende projecten op het gebied van digitale geletterdheid op jouw school? Start klein, werk samen en ontdek hoe digitale geletterdheid een plek krijgt in het curriculum.
Ik hoop dat je door deze blog inspiratie hebt gekregen om aan de slag te gaan. Heb je vragen? Laat het weten in de reacties.
Wil je meer lezen over digitale geletterdheid? Lees ook mijn andere blogs:
Bij het onderdeel aardbevingen bij mens & maatschappij heb ik drie gratis werkbladen gemaakt die je direct kunt inzetten in je les. Opdracht 2 en 3 zouden als vakoverstijgende opdracht samen met Nederlands gegeven kunnen worden.
1. Maak een poster over aardbevingen
Veel leerlingen onthouden informatie beter als ze die actief verwerken. Met deze opdracht maken ze een poster over aardbevingen. Hierin kunnen ze bijvoorbeeld uitleggen:
Hoe aardbevingen ontstaan.
Wat de gevolgen zijn.
Hoe je je eventueel kan voorbereiden op een aardbeving.
Het werkblad helpt leerlingen stap voor stap om hun poster goed op te bouwen.
2. Schrijf een kort verslag over een bekende aardbeving
Leerlingen doen eerst een klein onderzoek en daarna gaan ze stapsgewijs vragen beantwoorden. Ze onderzoeken een aardbeving naar keuze. Ze kunnen bijvoorbeeld kiezen uit:
Deze schrijfopdracht is ideaal om te combineren met het vak Nederlands. Leerlingen werken niet alleen aan hun kennis over aardbevingen, maar ook aan hun schrijfvaardigheid.
Heb je deze opdrachten gebruikt in je les? Laat het me weten! Ik ben benieuwd!
In deze vakoverstijgende opdracht kiezen leerlingen een schilderij van de website van het Rijksmuseum en onderzoeken ze de achtergrond van het schilderij en de maker. Vervolgens schrijven ze een fictief verhaal dat zich in de wereld van het schilderij afspeelt.
Onderaan deze blog kan je het gratis werkblad van deze opdracht downloaden.
Voor wie is deze opdracht geschikt?
Vmbo-tl klas 3 en 4
Nederlands: schrijfvaardigheid, creatief schrijven of fictiedossier.
Vakoverstijgend: Nederlands, CKV en eventueel geschiedenis.
Onderzoek: leerlingen beantwoorden vragen over het schilderij en de kunstenaar.
Schrijfopdracht: leerlingen schrijven een fictief verhaal waarin het schilderij centraal staat.
De opdracht is geschikt voor vmbo-tl/mavo en kan worden ingezet bij het vak Nederlands in samenwerking met CKV of eventueel geschiedenis. Leerlingen werken individueel aan deze opdracht. Je kunt ervoor kiezen om de opdracht digitaal te laten maken of met de hand te laten schrijven.
Ik zou zelf aanraden om de schrijfopdracht op school met de hand te laten schrijven en leerlingen geen gebruik te laten maken van laptop of andere device.
Bij geschiedenis zou je nog meer de nadruk kunnen leggen op de historische context en sociaal-economische aspecten. Of het juist weglaten als je geen samenwerking met geschiedenis doet.
Hoe werkt de opdracht?
1. Kies een schilderij uit de collectie van het Rijksmuseum
Leerlingen gaan naar de website van het Rijksmuseum (www.rijksmuseum.nl) en kiezen een schilderij dat hen aanspreekt.
Ze noteren de titel en de naam van de schilder en geven dit door aan de docent.
2. Onderzoek het schilderij
Leerlingen beantwoorden vragen over het schilderij, de kunstenaar en de tijd waarin het gemaakt is.
Ze letten op symboliek, kleurgebruik en compositie en bedenken wat het schilderij zou kunnen vertellen.
3. Schrijf een fictief verhaal
Leerlingen bedenken een hoofdpersoon en een conflict of probleem.
Ze schrijven een verhaal waarin het schilderij een rol speelt.
Het verhaal bevat emoties, gedachten en een duidelijke opbouw (begin, midden, einde).
4. Nakijken en inleveren
Leerlingen controleren hun verhaal op spelling en grammatica.
Ze leveren hun opdracht in of voegen het toe aan hun fictiedossier.
Lengte van het verhaal: 750 tot 1000 woorden
Voor wie is deze opdracht geschikt?
Vmbo-tl
Nederlands – schrijfvaardigheid en creatief schrijven.
Vakoverstijgend: Nederlands, CKV en eventueel geschiedenis.
Met deze opdracht maken leerlingen een mini-werkstuk over een onderwerp uit tijdvak 2. Stap voor stap verzamelen ze informatie, verwerken die in een gestructureerd werkstuk en leren meteen hoe je een werkstuk opbouwt.
Leerlingen leren niet alleen over de geschiedenis, maar oefenen ook met informatie verzamelen, schrijven en bronnen vermelden. Deze opdracht sluit goed aan bij zowel geschiedenis als Nederlands en is dus vakoverstijgend in te zetten.
Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.
De opdracht: een mini-werkstuk over de Grieken en Romeinen
Let op: de volledig uitgeschreven opdracht vind je onderaan deze blog als gratis download.
Leerlingen kiezen een onderwerp en werken dit uit in een mini-werkstuk. Ze volgen een duidelijk stappenplan en leren hoe ze informatie verzamelen, ordenen en presenteren.
Ze kunnen kiezen uit onderwerpen als:
Het Romeinse Rijk
De Romeinse Limes
Het ontstaan van het christendom
Alexander de Grote
Keizer Augustus
Grieks-Romeinse cultuur
Griekse en Romeinse goden
Staatsvormen in het oude Griekenland
Wil je deze opdracht direct gebruiken? Download het werkblad hier: [Klik hier om te downloaden] (link invoegen).
Hoe werkt de opdracht?
Stap 1: Kies een onderwerp Leerlingen kiezen een onderwerp of overleggen met de docent.
Stap 2: Verzamel informatie Ze zoeken in boeken en op internet naar feiten, afbeeldingen en interessante details.
Stap 3: Maak het voorblad Dit bevat:
De titel van het werkstuk
Naam en klas
Datum
Een afbeelding die past bij het onderwerp
Stap 4: Maak een inhoudsopgave Een overzicht van alle onderdelen met paginanummers.
Stap 5: Schrijf een kort voorwoord Waarom heb je dit onderwerp gekozen? Wat vind je er interessant aan?
Stap 6: Werk de hoofdstukken uit
Hoofdstuk 1: Inleiding over het onderwerp
Hoofdstuk 2: Belangrijke feiten of gebeurtenissen
Hoofdstuk 3: Verrassende details of minder bekende informatie Bij elk hoofdstuk hoort minimaal één afbeelding die past bij de tekst.
Stap 7: Schrijf een conclusie Wat heb je geleerd? Wat vond je het meest interessant?
Stap 8: Voeg een bronvermelding toe Alle gebruikte boeken en websites worden correct vermeld.
Stap 9: Controleer je werkstuk Met een checklist kijken leerlingen of alle onderdelen compleet zijn.
Als alles klopt, kunnen ze het werkstuk inleveren.
Download gratis werkblad met opdracht – Tijdvak 2 – Maak een mini-werkstu
Idee: laat leerlingen hun werkstuk inleveren als video/vlog in plaats van een tekst, zodat leerlingen ook spreekvaardigheid en presentatievaardigheden oefenen.
Hoe zag het dagelijks leven er vroeger uit? Wat is er in de afgelopen decennia veranderd en wat is juist hetzelfde gebleven?
Met deze interview onderzoeken leerlingen hoe mensen vroeger leefden door iemand te interviewen die ouder is dan 50 jaar. Ze stellen bijvoorbeeld vragen over school, vrije tijd, technologie en het huishouden en vergelijken de antwoorden met hun eigen leven.
Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.
Doelgroep: vmbo onderbouw mens & maatschappij, burgerschap, Nederlands. Het is een mooi idee om hier een vakoverstijgende opdracht van te maken.
De opdracht: interview over het dagelijks leven vroeger en nu
Leerlingen interviewen een volwassene over hoe het dagelijks leven eruitzag toen zij jong waren. Daarna schrijven ze een kort verslag waarin ze de verschillen en overeenkomsten met nu beschrijven.
De opdracht bestaat uit:
Een interview met minimaal twaalf vragen.
Een vergelijking tussen vroeger en nu.
Een kort verslag over de opvallendste verschillen.
Hoe werkt de opdracht?
Stap 1: Interviewvragen voorbereiden Leerlingen bedenken en noteren vragen. Ze stellen zowel gesloten vragen (ja/nee-antwoorden) als open vragen (uitgebreide antwoorden).
Voorbeelden van vragen:
Had u als kind een televisie in uw slaapkamer?
Hoe maakte u afspraken zonder mobiele telefoon?
Wat vond u vroeger luxe, maar is nu heel normaal?
Stap 2: Het interview afnemen Leerlingen kiezen iemand die ouder is dan 50 jaar, zoals een familielid, buur of docent, en noteren de antwoorden.
Stap 3: Vergelijking maken Ze kijken naar wat er hetzelfde is gebleven en wat er is veranderd.
Voorbeelden van veranderingen:
Geen internet → nu altijd bereikbaar.
Spelen op straat → nu vaker gamen en social media.
Geen pinpas → contant betalen in de winkel. etc.
Stap 4: Schrijf een kort verslag In ongeveer 150-200 woorden beschrijven ze de opvallendste verschillen en overeenkomsten.
Opbouw: ✔ Inleiding – Wie hebben de leerlingen geïnterviewd en waar ging het interview over? ✔ Middenstuk – Wat zijn de grootste verschillen en overeenkomsten? ✔ Slot – Wat vonden leerlingen het meest opvallend en welke verandering vinden ze het belangrijkst?
Tip: Laat leerlingen hun bevindingen klassikaal delen en vergelijken. Zo ontstaat een breder beeld van hoe het dagelijks leven is veranderd. Of deel er een aantal en laat bijvoorbeeld het namenwiel of beurtstokjes bepalen wie het voor de klas doet.
Download het gratis werkblad met de opdracht
Wil je deze opdracht inzetten in je les? Download het werkblad gratis en probeer het uit!
Hoe zag het leven eruit in de tijd van de eerste boeren? Wat deden mensen de hele dag? Hoe kwamen ze aan eten en hoe woonden ze?
Met deze schrijfopdracht onderzoeken leerlingen het leven van iemand uit een landbouwsamenleving en beschrijven ze een dag uit hun leven.
Deze opdracht is ook goed te combineren met Nederlands als vakoverstijgende opdracht.
Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.
De opdracht: schrijf een dagboekfragment als boer tijdens de landbouwsamenleving
Leerlingen kruipen in de huid van een bewoner van een landbouwsamenleving en schrijven een kort dagboekfragment. Zo ontdekken ze hoe mensen vroeger leefden en hoe hun dagen eruitzagen.
Wat gaan ze doen?
Terug in de tijd – bedenken hoe hun leven eruit zou zien als boer.
Een dagboekfragment schrijven – een dag uit het leven van een boer beschrijven.
Uitwisselen en vergelijken – elkaars verhalen lezen en bespreken.
Klassikaal reflecteren – hoe verschilt het leven toen van nu?
Leerdoel: De leerling kan uitleggen wat een landbouwsamenleving is en hoe de mensen leefden in zo’n samenleving.
Hoe werkt de opdracht?
Stap 1: Stel je voor Leerlingen denken na over hoe hun leven eruit zou zien in een landbouwsamenleving.
Hoe zou je dag eruitzien?
Wat zou je moeten doen om aan eten te komen?
Waar zou je wonen? En hoe zou je huis eruitzien?
Wat doen de andere mensen in je dorp?
Stap 2: Schrijf een dagboekfragment Ze schrijven een halve tot een hele A4-pagina over een dag in hun leven als boer.
Voorbeelden van vragen die ze kunnen beantwoorden:
Wat doe je als je wakker wordt?
Hoe ziet je werkdag eruit?
Wat eet je en hoe kom je eraan?
Wat doen de mensen om je heen?
🔹 Stap 3: Uitwisselen en vergelijken Leerlingen wisselen dagboekfragmenten uit met elkaar en bespreken de overeenkomsten en verschillen.
🔹 Stap 4: Klassikale bespreking De docent vraagt een paar leerlingen om hun dagboekfragment voor te lezen (bijvoorbeeld met beurtstokje of namenrad). Daarna volgt een kort gesprek over:
Hoe het leven in een landbouwsamenleving verschilde van nu.
Waarom mensen op het land werkten om te overleven.
Hoe veranderde het leven van mensen tijdens de industriële revolutie? Waarom lieten boeren het platteland achter om in de stad te gaan werken?
In deze schrijfopdracht schrijven leerlingen een verhaal over een boer die zijn werk op het platteland opgeeft en als fabrieksarbeider aan de slag gaat.
Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.
Deze opdracht is ook goed te combineren met Nederlands als vakoverstijgende opdracht.
De opdracht: schrijf een verhaal over de industriële revolutie
Leerlingen schrijven een kort verhaal waarin een boer de overstap maakt van het platteland naar de stad.
Wat moeten de leerlingen doen?
Een verhaal schrijven – In drie delen: het leven op de boerderij, de verhuizing naar de stad en het werken in de fabriek.
Inleven in de geschiedenis – Hoe voelde het om alles achter te laten?
Reflecteren op verandering – Was het nieuwe leven echt beter?
Hoe werkt de opdracht?
Stap 1: Voorbereiding Voordat ze beginnen, maken leerlingen een kladversie. Ze schrijven steekwoorden op en bedenken hoe ze hun verhaal gaan opbouwen.
Stap 2: Schrijf een verhaal in drie delen
Het leven op de boerderij Leerlingen beschrijven hoe de boer leefde voordat hij naar de stad vertrok:
Wat voor werk doet hij?
Hoe ziet een werkdag eruit?
Wat vindt hij fijn aan het platteland?
Waarom is het werk zwaar of lastig?
2. De grote verandering De boer besluit te verhuizen naar de stad.
Wat hoort hij over de fabrieken in de stad?
Waarom maakt hij deze keuze?
Hoe voelt hij zich hierover?
3. Het leven in de stad Hij gaat werken in een fabriek.
Wat voor werk doet hij nu?
Hoe ziet zijn werkdag eruit?
Wat mist hij van het platteland?
Wat vindt hij minder fijn aan het werk in de fabriek?
Stap 3: Titel en afronden Leerlingen bedenken een titel die past bij hun verhaal.
Tip: schrijf zelf ook een verhaal!
Doe zelf ook mee! Je verhaal kan je bijvoorbeeld gebruiken als introductie, inspiratie en extra lesmateriaal voor andere klassen.
Schrijfopdracht: het leven in de prehistorie door de ogen van een kind
Meer dan 10.000 jaar geleden veranderde het leven van mensen compleet. Eerst leefden ze als jagers-verzamelaars, maar langzaam gingen ze over op landbouw en ging men gewassen verbouwen en dieren houden. Wat betekende deze verandering voor de mensen in die tijd?
In deze opdracht schrijven leerlingen een kort verhaal over hoe het leven veranderde door de komst van de landbouw. Dit doen ze vanuit het perspectief van een kind van een jager-verzamelaar of een kind van een boer tijdens de landbouwrevolutie.
Doelgroep: vmbo onderbouw geschiedenis en mens & maatschappij. Deze schrijfopdracht is ook goed te combineren met Nederlands als vakoverstijgende opdracht.
Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.
Schrijfopdracht Tijdvak 1 – de tijd van jagers en boeren
Leerlingen schrijven een kort verhaal waarin ze beschrijven hoe een kind uit de prehistorie leefde en hoe zijn of haar leven veranderde door de komst van de landbouw.
Wat gaan de leerlingen doen?
Een personage kiezen – Een kind van een jager-verzamelaar of een boer.
Een verhaal schrijven – Hoe zag het dagelijkse leven eruit vóór en na de landbouw?
De verandering beschrijven – Wat werd makkelijker? Wat bleef hetzelfde?
Een mening geven – Is het kind blij met de verandering of mist het het oude leven?
Hoe werkt de opdracht?
Stap 1: Kies een personage Leerlingen kiezen of hun verhaal gaat over:
Een kind van een jager-verzamelaar
Een kind van een boer (landbouwer)
Stap 2: Beschrijf het oude leven Het verhaal begint met hoe het kind leefde vóór de komst van de landbouw.
Wat eet het kind?
Waar woont het kind?
Wat doet het kind op een gewone dag?
Voorbeeldzinnen: “Mijn vader gaat elke dag op jacht. Soms komt hij thuis zonder eten.” “We wonen in een soort tent die we zelf hebben gemaakt.”
Stap 3: Beschrijf de verandering door de landbouw Wat is er anders nu mensen gewassen verbouwen en dieren houden?
Wat eet het kind nu?
Waar woont het kind nu?
Wat doet het kind op een gewone dag?
Voorbeeldzinnen: “We hoeven niet meer elke dag op zoek naar eten, want we hebben nu graan op onze velden.” “Mijn vader zorgt voor de dieren en ik help mee met het oogsten van de planten.”
Stap 4: Eindig met een mening Laat het personage vertellen wat hij of zij vindt van de verandering.
Is het leven nu makkelijker of moeilijker?
Mist het kind het oude leven of is hij/zij juist blij met de landbouw?
Voorbeeldzinnen: “Ik vind het fijn dat we niet meer hoeven te verhuizen.” “Soms mis ik het leven als jager-verzamelaar, omdat het leuk was om op zoek te gaan naar eten.”
Stap 5: Schrijf het verhaal op je eigen manier Leerlingen schrijven het verhaal in hun eigen woorden en bedenken hoe hun personage deze verandering heeft ervaren.
Tip voor docenten: schrijf zelf ook een verhaal!
Doe zelf ook mee met deze opdracht! Schrijf een kort verhaal en gebruik dit later in je lessen.
Waarom is dit een goed idee om te doen in je les?
Extra lesmateriaal – Je kunt jouw verhaal later hergebruiken in andere klassen.
Meer beleving in de les – Door jouw verhaal voor te lezen, maak je geschiedenis levendiger.
Extra tip: Je kunt je verhaal elk jaar uitbreiden of aanpassen op basis van de klas die je hebt. Of laat bijvoorbeeld leerlingen raden of jouw verhaal van een leerling (van het jaar ervoor) is of door jou geschreven.