Hoe houd je leerlingen betrokken tijdens de uitleg?

Een klas vol leerlingen die altijd aandachtig luisteren? Klinkt mooi, maar in de praktijk weet je hoe lastig het soms is om hun aandacht vast te houden. Vooral bij lange of passieve uitleg zie je de concentratie snel verdwijnen. En zelfs als leerlingen stil zijn en naar je kijken, betekent dat niet per se dat ze echt luisteren. Gelukkig kun je met een paar aanpassingen proberen om leerlingen actiever te betrekken.

In deze blog deel ik vijf praktische strategieën en geef tips die je daarbij kunnen helpen.


1. Stop-Think-Pair-Share

Stel je voor: je geeft uitleg en je wilt dat leerlingen echt nadenken over de stof. In plaats van dat alleen de snelle denkers hun hand opsteken, laat je iedereen meedoen.

  • Stap 1 – Stop: Je stelt een vraag na je uitleg.
  • Stap 2 – Think: Leerlingen denken individueel na over het antwoord.
  • Stap 3 – Pair: Ze bespreken hun antwoord kort met een klasgenoot.
  • Stap 4 – Share: Enkele duo’s delen hun antwoord met de klas.

Bijvoorbeeld bij geschiedenis: Na een uitleg over de Franse Revolutie vraag je: “Waarom denk je dat de Bastille bestormd werd?” Leerlingen denken eerst zelf na, bespreken het daarna met een klasgenoot en vervolgens delen een paar duo’s hun antwoord voor de klas.


2. Controlevragen met wisbordjes of vingers

Probeer leerlingen scherp te houden tijdens de les door tussendoor controlevragen te stellen.

  • Laat leerlingen hun antwoord opschrijven op een wisbordje en omhoog houden.
  • Zonder gebruik van device in de klas: gebruik vingers (1 vinger = ‘ik snap het niet’, 5 vingers = ‘ik kan het uitleggen’).
  • Als je het digitaal wil doen: gebruik LessonUp of een andere digitale tool zoals Mentimenter.

Dit is handig bij bijvoorbeeld grammatica. Geef een meerkeuzevraag en laat leerlingen hun keuze laten zien met vingers of een wisbordje. Zo zie je direct wie het begrijpt en wie extra uitleg nodig heeft.


3. Even testen: korte verwerkingsmomenten

Tijdens de uitleg kun je leerlingen zelf laten checken of ze de stof snappen:

  • 1-zin samenvatting: Laat ze in één zin opschrijven wat de kern van de uitleg was.
  • 3-2-1 Methode: Laat ze 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 inzicht dat ze hebben opgedaan. (lees ook mijn blog: gebruik 3-2-1 methode in verschillende fases van de les)

4. Beperk de uitleg tot maximaal 10 minuten

Lang luisteren zonder interactie is lastig. Als de uitleg langer duurt, haakt een groot deel van de klas af. En zelfs als leerlingen stil zijn en naar je kijken, betekent dat niet per se dat ze echt luisteren. Hun gedachten kunnen makkelijk afdwalen.Daarom:

  • Wissel elke 5-10 minuten uitleg af met een korte opdracht of vraag. Dus stukje uitleg, opdracht/verwerking en dan eventueel verder.
  • Gebruik visuele ondersteuning, zoals een afbeelding of een korte video.
  • Stel voor de uitleg bijvoorbeeld een vraag om leerlingen nieuwsgierig te houden.

5. Laat leerlingen actief noteren met een structuur

Niet alle leerlingen weten hoe ze aantekeningen moeten maken. Zonder structuur schrijven ze óf alles op óf bijna niks. Je kunt ze helpen door:

  • De Cornell-methode: Leerlingen verdelen hun aantekeningen in kernpunten, vragen en een samenvatting. (zie ook mijn blog: gebruik de Cornell-methode om aantekening te maken)
  • Modelleren: Doe voor hoe jij aantekeningen zou maken. Denk hardop na terwijl je kernpunten opschrijft of een samenvatting maakt. Bijvoorbeeld: “Ik schrijf eerst het hoofdonderwerp op, daarna zet ik pijlen naar de belangrijkste begrippen.”
  • Invulbladen: Laat leerlingen een werkblad invullen met ontbrekende kernwoorden.
  • Teken het : Laat leerlingen de uitleg in een simpele schets of een mini-mindmap samenvatten.

Conclusie

Leerlingen betrekken bij je uitleg hoeft niet per se moeilijk te zijn. Door vragen te stellen, korte verwerkingsmomenten in te bouwen en visuele ondersteuning te gebruiken, houd je de aandacht vast. Probeer een van deze strategieën en tips eens uit en ontdek welke het beste werkt in jouw klas!

Welke van deze strategieën pas jij al toe? Of heb je een andere tip die goed werkt? Laat het weten in de reacties of stuur me een bericht

Tijdvak 8 – Twee opdrachten vrouwenkiesrecht


Ben je op zoek naar lesmateriaal over vrouwenkiesrecht voor je geschiedenisles? In deze blog deel ik twee opdrachten waarmee leerlingen ontdekken hoe de positie van vrouwen veranderde en welke rol Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs hierin speelden. Met deze werkvormen verwerken leerlingen de stof actief en krijgen ze inzicht in de argumenten voor en tegen vrouwenkiesrecht.

Onder aan deze blog kun je een kant-en-klaar werkblad downloaden.


Werkvorm 1: Profielkaarten van Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs

Doelgroep: vmbo onderbouw geschiedenis. Eventueel ook een idee om het vakoverstijgend te maken met beeldende vorming als je leerlingen laat tekenen bijvoorbeeld.

Let op: deze uitleg is bedoeld voor docenten. Wil je de volledige werkbladen voor je geschiedenisles? Download ze onderaan deze blog.

Doel van de opdracht:
Leerlingen onderzoeken de rol van Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs en maken profielkaarten die de overeenkomsten en verschillen tussen beide vrouwen laten zien.

Hoe werkt het?

In deze opdracht gaan leerlingen aan de slag met het maken van profielkaarten over Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs. Hierdoor leren ze meer over de strijd voor vrouwenrechten in Nederland.

Wat is een profielkaart?

Een profielkaart is een soort informatief overzicht over een persoon. Je zet hier de belangrijkste informatie over iemand op, zodat anderen snel kunnen zien wie die persoon was en wat hij of zij heeft gedaan.

Op een profielkaart komen:

  • Een titel die past bij de persoon;
  • Een korte uitleg over haar leven en werk;
  • Een afbeelding of tekening van de persoon;
  • Een citaat of slogan van de persoon.

Een profielkaart moet kort en overzichtelijk zijn, zoals een informatieposter of een samenvatting.  Dus als iemand de kaart leest, snel snapt wie deze persoon was en waarom hij/zij belangrijk is.

Uitvoering:

  1. Onderzoek
    • Leerlingen zoeken informatie op over Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs. Ze beantwoorden vragen als: Wie was zij? Wat heeft ze bereikt? Waarom was ze belangrijk?
  2. Profielkaart maken (25 min)
    • Op een A4 maken ze een overzicht van hun gekozen persoon met: ✅ Een pakkende titel
      ✅ Een korte uitleg over haar leven en werk
      ✅ Minimaal één afbeelding of tekening
      ✅ Een slogan of citaat dat bij haar strijd past
  3. Reflectievragen
    Na het maken van de profielkaarten denken leerlingen na over de impact van deze vrouwen met vragen als:
    • Welke argumenten zouden tegenwoordig niet meer gebruikt worden? Waarom niet?
    • Als jij in de tijd van Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker leefde, welk standpunt zou jij innemen? Hoe zou je jouw mening verdedigen?
  4. Afsluiting

Wil je deze opdracht direct gebruiken? Download het werkblad hieronder


Werkvorm 2: Argumentenoverzicht vrouwenkiesrecht

Doelgroep: vmbo bovenbouw geschiedenis. Ook een idee om het vakoverstijgend te maken met het vak Nederlands. Leerlingen zouden daarna bijvoorbeeld een betoog kunnen maken vanuit een bepaald standpunt.

Doel van de opdracht:
Leerlingen onderzoeken de argumenten voor en tegen vrouwenkiesrecht en maken een argumentenoverzicht.

Hoe werkt het?

Deze werkvorm laat leerlingen zien dat vrouwenkiesrecht destijds een grote discussie was. Ze onderzoeken voor- en tegenargumenten en verwerken deze in een overzicht.

Uitvoering:

  1. Onderzoek (15 min)
    • Leerlingen zoeken uit welke argumenten voorstanders en tegenstanders gebruikten. Ze verzamelen minimaal drie argumenten per kant.
  2. Argumentenoverzicht maken (25 min)
    • Leerlingen maken een overzicht met:
    • Een duidelijke titel (Bijvoorbeeld: “Moeten vrouwen stemmen?”)
    • Argumenten vóór en tegen, overzichtelijk verdeeld. (a
    • Gebruik van pictogrammen, symbolen of kleuren.
    • Een korte conclusie.
  3. Reflectievragen
    Na het maken van hun argumentenoverzicht denken leerlingen na over de discussie toen en nu:
    • Hoe denk je dat tegenstanders van vrouwenkiesrecht destijds zouden reageren op de argumenten van voorstanders?
    • Als jij in die tijd leefde, welk standpunt zou jij innemen? Hoe zou je jouw mening verdedigen?
  4. Afsluiting
    • Leerlingen vergelijken hun argumentenoverzicht met klasgenoten en bespreken welke argumenten nu nog steeds relevant zijn.

Afsluiting van de opdracht

Optie 1 Klassikale bespreking

  • Vraag: “Welk argument vond jij het sterkst en waarom?”
  • Vraag: “Welke argumenten zouden vandaag de dag niet meer gebruikt worden? Waarom niet?”
  • Vraag: “Hoe denk je dat tegenstanders van vrouwenkiesrecht destijds zouden reageren op de voorstanders?”

Laat een paar leerlingen kort hun antwoord delen. Dit helpt hen om de argumenten nog eens te overdenken en te begrijpen hoe de discussie verliep.

Optie 2 Samenvattende opdracht

  • Laat leerlingen in één zin opschrijven wat ze uit deze opdracht geleerd hebben.
  • Verzamel een paar antwoorden en bespreek ze kort in de klas.

Of een andere manier natuurlijk.


Heb je deze opdracht gebruikt in je geschiedenisles? Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen! Laat een reactie achter of deel je feedback, zodat we samen het lesmateriaal voor geschiedenis nog beter kunnen maken.

Wil je meer ideeën voor geschiedenis of vakoverstijgende opdrachten? Of zoek je juist activerende werkvormen? Neem regelmatig een kijkje op mijn website voor nieuw lesmateriaal voor geschiedenis en praktische opdrachten voor in de klas!

Mens en maatschappij: maak een gids voor toeristen voor een stad in Nederland

In deze opdracht maken leerlingen voor Mens & Maatschappij een informatieve gids voor toeristen. Leerlingen kiezen een Nederlandse stad, onderzoeken bezienswaardigheden, musea, restaurants en overnachtingsmogelijkheden, en verwerken hun informatie in een overzichtelijke gids.

Je zou deze opdracht ook vakoverstijgend kunnen geven met bijvoorbeeld Nederlands of aardrijkskunde. Of koppelen aan digitale geletterdheid.

Je kunt onderaan deze blog het werkblad met deze opdracht downloaden.

Doelgroep: vmbo onderbouw aardrijkskunde of mens & maatschappij. (Eventueel vakoverstijgend met Nederlands)


Hoe werkt de opdracht?

  1. Voorbereiding in de klas
    Leerlingen kiezen een stad en verzamelen informatie via Google Maps en andere bronnen.
  2. Onderzoek en selectie
    Leerlingen zoeken naar belangrijke bezienswaardigheden, eetgelegenheden, slaapplekken en musea die interessant zijn voor toeristen.
  3. Uitwerking van de gids
    Leerlingen verwerken de informatie in een folder, boekje, poster of digitaal document (bijv. in Canva of PowerPoint).
  4. Presentatie en afronding
    Leerlingen presenteren hun gids aan de klas en lichten toe waarom hun stad een bezoek waard is.

Lesideeën: Hoe zet je deze opdracht in?

  • Koppel het aan een stedenproject
    Laat leerlingen een stad kiezen die ze nog niet goed kennen, zodat ze echt iets nieuws ontdekken. Bedenk dan zelf steden waar ze uit kunnen kiezen of maak er een speciaal thema van.
  • Laat duo’s of groepjes samenwerken
    Leerlingen kunnen de gids samen maken en verdelen wie welk onderdeel uitwerkt.
  • Extra uitdaging: vergelijk steden
    Laat leerlingen meerdere steden onderzoeken en kijken welke stad het meest aantrekkelijk is voor toeristen.

Hoe sluit je de opdracht af?

  • Klaspresentaties
    Laat leerlingen hun gids presenteren voor de klas.
  • Tentoonstelling in de klas
    Hang de gidsen bijvoorbeeld op in de klas of maak een speciaal hoekje waar leerlingen elkaars werk kunnen bekijken.

Download het werkblad met opdracht

Heb je deze opdracht geprobeerd? Laat me weten hoe het ging en stuur me een berichtje of reageer onderaan deze blog.

Zoek je meer lesmateriaal? Kijk bij lesmateriaal aardrijkskunde of lesmateriaal mens & maatschappij.

Lesdoelen formuleren

Wat is een lesdoel?

Een lesdoel beschrijft wat leerlingen aan het eind van de les moeten kunnen of begrijpen.

Hoe formuleer je een lesdoel?

Begin bij het voorbereiden van je les bij het lesdoel. Vraag jezelf bijvoorbeeld: “Wat wil ik dat mijn leerlingen aan het einde van de les kunnen?” Zet dit lesdoel zichtbaar voor de leerlingen neer, zodat ze weten waar ze naartoe werken.

Begin bij de inhoud:

Wat is de kern van deze les? Wat wil ik dat leerlingen onthouden of kunnen aan het eind van mijn les?

  • Formuleer in leerlingtaal:
    Gebruik de zinstructuur “Ik kan …” of eventueel “Je kunt …” Daarmee wordt het concreet en begrijpelijk voor leerlingen.
  • Maak het meetbaar:
    Het moet mogelijk zijn om aan het einde te controleren of leerlingen het doel hebben gehaald. Vermijd vage woorden als kennen of weten. Gebruik liever woorden als uitleggen, benoemen, toepassen.
  • Zorg dat het haalbaar is in één les:
    Houd het klein en concreet. Een hoofdstuk samenvatten is geen lesdoel, maar een kernbegrip uitleggen wel.
  • Maak het zichtbaar in de klas:
    Schrijf het doel altijd op het bord of toon het in je PowerPoint of LessonUp, zodat leerlingen weten waar ze naartoe werken.
  • Gebruik je lesdoel bij de afsluiting:
    Probeer aan het eind van je les terug op je lesdoel te komen. (Gebruik bijvoorbeeld de 3-2-1-methode of gebruik Exit Tickets)

Tips om je lesdoel zichtbaar te maken

  • Gewoon op het bord
    Je kunt het lesdoel natuurlijk ook gewoon op je bord schrijven. Wij hebben op school whiteboards naast de smartboards. Maar ik vind het zelf fijn om volle aandacht voor de klas en leerlingen te hebben en wil dan liever niet omdraaien om het lesdoel opschrijven (en mijn handschrift is ook niet echt goed leesbaar).
  • PowerPoint of LessonUp
    Ik zorg er zelf voor dat mijn lesdoel altijd in de LessonUp staat, dan kan ik het lesdoel er ook snel bij pakken aan het begin van de les. En het is makkelijk voor te bereiden. Zelf maak ik meestal op zondag de planningen.
  • Gynzy
    Ik maak zelf veel gebruik van Gynzy, vooral de tool vind ik handig om te gebruiken. Met Gynzy maak ik mijn planning voor op het bord en dan zorg ik ervoor dat het lesdoel onderaan staat. Zo is het ook zichtbaar tijdens de verwerkingsfase van de les.
  • Werkblad
    Als je gebruik maakt van een stencil of werkblad is het een idee om het lesdoel zichtbaar op het formulier te zetten.

Welke manier gebruik jij om je lesdoel zichtbaar te maken in de les? Laat het weten in de comments of stuur mij een bericht.

Mini-opdracht: schrijf een zakelijke e-mail aan een gemeenteraadslid

Mini-opdracht: Schrijf een e-mail aan een gemeenteraadslid

Lesdoel: Leerlingen leren hoe ze een formele e-mail schrijven en stellen een vraag aan een gemeenteraadslid over hun werk of een onderwerp dat hen bezighoudt.


Stap 1: Onderwerp kiezen

Laat leerlingen eerst nadenken over wat ze willen vragen. Ze mogen zelf vragen bedenken, maar je kunt ook voorbeelden geven, zoals:

  • Waarom heeft u ervoor gekozen om gemeenteraadslid te worden?
  • Wat doet de gemeenteraad voor jongeren in onze gemeente?
  • Hoe beslist de gemeenteraad waar geld aan wordt uitgegeven?
  • Wat zijn belangrijke onderwerpen waar de raad binnenkort over stemt?

Stap 2: De e-mailstructuur

Leg uit dat een zakelijke e-mail anders is dan een berichtje naar een vriend of kennis. Een zakelijke e-mail heeft de volgende opbouw:

  1. Aanhef:
    • Beste meneer/mevrouw [achternaam],
    • (Als de naam niet bekend is: Geachte leden van de gemeenteraad, )
  2. Inleiding:
    • Wie ben je? (bijvoorbeeld: Mijn naam is Pietje, ik ben 14 jaar en zit op het vmbo in [gemeente].)
    • Waarom schrijf je deze e-mail? (Voor school doe ik onderzoek naar de gemeenteraad en ik heb een vraag over uw werk.)
  3. De vraag:
    • Formuleer je vraag duidelijk en vriendelijk.
  4. Afsluiting:
    • Alvast bedankt voor uw reactie.
    • Met vriendelijke groet,
    • [Jouw naam]

Stap 3: De e-mail schrijven

Laat leerlingen hun e-mail eerst op kladpapier schrijven. Daarna moeten ze kritisch kijken naar spelling, interpunctie en zinsbouw. Vervolgens kunnen ze de e-mail versturen (eventueel via de docent).


Stap 4: Terugkoppeling

  • Als er een reactie komt: bespreek deze klassikaal. Wat hebben ze geleerd?
  • Geen reactie? Laat ze nadenken over hoe druk politici zijn en waarom sommige vragen misschien niet direct beantwoord worden.

Download het gratis werkblad

Vakoverstijgend?

Koppel deze opdracht aan deze opdracht:

Mens en maatschappij: opdracht gemeenteraad

Wat doet de gemeenteraad eigenlijk? In deze opdracht onderzoeken leerlingen hoe de gemeenteraad in hun eigen gemeente werkt.

Waarom deze opdracht?

Ook in hun eigen gemeente worden belangrijke beslissingen genomen over onderwerpen die hen direct raken, zoals school, sport en openbaar vervoer. Met deze opdracht onderzoeken leerlingen hoe de gemeenteraad werkt.

Je kunt onderaan deze blog het werkblad voor je leerlingen gratis downloaden. Ook staat er nog een idee om deze opdracht vakoverstijgend met het vak Nederlands te maken.

Doelgroep: vmbo onderbouw, mens & maatschappij en burgerschap. (Eventueel Nederlands)

Opdracht: Wie bestuurt onze gemeente?

Lesdoel:

Leerlingen kunnen uitleggen hoe de gemeenteraad werkt, welke rollen er zijn en wie de belangrijkste personen in hun gemeente zijn.


Stap 1: Wat weten de leerlingen al?

Let op: het werkblad voor je leerlingen staat onderaan deze blog

Start met een korte klassikale bespreking. Stel vragen als:

  • Wat doet een gemeenteraad eigenlijk?
  • Ken je de naam van de burgemeester van onze gemeente?
  • Denk je dat gewone mensen invloed kunnen hebben op beslissingen in de gemeente?

Laat leerlingen hun antwoorden kort opschrijven of met een klasgenoot bespreken. (Meer ideeën voor het activeren van voorkennis? Of wil je inspiratie opdoen? Lees mijn blog ‘6 manieren om voorkennis te activeren’)

Stap 2: Op onderzoek uit

Daarna gaan leerlingen op onderzoek uit en zoeken ze de website van gemeente de volgende dingen op:

  1. Burgemeester – Naam, partij en hoe lang deze persoon burgemeester is.
  2. Wethouders – Hoeveel wethouders er zijn en waar ze verantwoordelijk voor zijn.
  3. Gemeenteraad – Welke partijen erin zitten en welke de meeste zetels heeft.
  4. Voorzitter van de gemeenteraad – Wie dit is en wat hun taak is.
  5. Actuele onderwerpen – Twee zaken waar de gemeenteraad onlangs over vergaderd heeft.

Stap 3: Resultaten verwerken

Laat leerlingen hun onderzoek presenteren op een manier die bij hen past:

  • Maak een poster– Een visueel overzicht met namen, rollen en een paar kernpunten.
  • Ontwerp een infographic in Canva – Gebruik pictogrammen en korte teksten om de gemeentelijke structuur duidelijk te maken.
  • Maak een presentatie – Een korte PowerPoint of Google Slides met de belangrijkste informatie over het gemeentebestuur en actuele onderwerpen.

Leerlingen mogen dus zelf een presentatievorm kiezen. Als je dat niet wilt, zou je dat natuurlijk kunnen aanpassen in de opdracht.

Stap 4: Bespreken en vergelijken

Laat leerlingen hun resultaten vergelijken met een klasgenoot. Bespreek klassikaal:

  • Wat zou jij veranderen in jouw gemeente als je in de gemeenteraad zat?
  • Over welke onderwerpen zou jij mee willen beslissen?

Download het gratis werkblad met opdracht

Vakoverstijgende opdracht

Je kunt deze opdracht over de gemeenteraad ook vakoverstijgend maken. Zo zou je bij het vak Nederlands bijvoorbeeld de leerlingen een zakelijke e-mail kunnen laten sturen (fictief of echt).

Hieronder vind je het werkblad met deze vakoverstijgende opdracht.

Ga je deze opdracht binnenkort doen met je klas? Of heb je ‘m al gedaan? Ik ben benieuwd hoe het ging en hoor het graag. Stuur me een berichtje of reageer hieronder op deze blog.

6 werkvormen om voorkennis te activeren

Voorkennis activeren helpt om leerlingen vooraf te laten nadenken over wat ze al weten. Dit maakt nieuwe informatie makkelijker te begrijpen en beter te onthouden. Ook koppelen leerlingen de nieuwe informatie makkelijker aan wat datgene wat ze al weten.

In deze blog deel ik 6 werkvormen waarmee je voorkennis kunt activeren. Het zijn werkvormen die je zo kunt inzetten, dus je hebt weinig voorbereiding nodig.


1. Voorspel de les

Laat op het bord een afbeelding, kaart of kernwoorden zien die te maken hebben met het onderwerp van de les. Laat hen voorspellen waar de les over zal gaan. Laat de leerlingen de antwoorden schrijven op wisbordjes of kladpapier en laat leerlingen hun voorspelling omhoog houden. Vervolgens laat je leerlingen in tweetallen overleggen en hun voorspelling opschrijven. Bespreek daarna een paar antwoorden klassikaal en koppel hierop terug na de uitleg.

Als je gebruik maakt van LessonUp kan je deze werkvorm ook heel makkelijk doen met een open vraag. Maak eerst een slide met een (historische) afbeelding, kaart of een paar kernwoorden. En in de open vraag zou je leerlingen dan kunnen laten voorspellen waar de les overgaat, daarna in tweetallen bespreken en klassikaal terugkoppelen.

Je zou ook doorkunnen vragen: hoe komt het dat je denkt dat deze les over … zal gaan? etc.

Bijvoorbeeld deze afbeelding uit de Domkerk in Utrecht. Laat leerlingen raden waar de les over zal gaan en waarom ze dat denken, laat ze naar de afbeelding kijken: wat valt op? (Beeldenstorm)

2. Brainstorm in 1 minuut

Geef leerlingen 60 seconden om zoveel mogelijk begrippen of gebeurtenissen op te schrijven die te maken hebben met het onderwerp van de les. Gebruik hiervoor kladpapier, een wisbordje of een digitale tool als Padlet of Mentimeter. Maar ook in LessonUp zou dit kunnen met de open vraag. 💡 Optioneel: Laat leerlingen hun woorden vergelijken met een klasgenoot en er samen drie kiezen die volgens hen het belangrijkst zijn.

Voorbeeld: Bij een les over de Franse Revolutie schrijven leerlingen zoveel mogelijk woorden op die ze kennen over dit onderwerp, zoals ‘Bastille’, ‘Lodewijk XVI’ en ‘guillotine’.


3. Korte quiz

Start de les met een korte quiz over het onderwerp. Dit kan in de vorm van: meerkeuzevragen op het bord waar leerlingen hun keuze opschrijven en dan wisbordjes gebruiken. Of een korte quiz in Kahoot, Quizizz, Quizlet, LessonUp etc. om voorkennis te testen.

Voorbeeld: Begin een les met een waar/niet waar-quiz over de lesstof. Je hoeft niet per se een digitale tool te gebruiken. Je kunt dit ook gewoon op het digibord zetten in een document of slide. Je zou zelfs nog gekleurde kaartjes kunnen maken: groen -> waar rood -> niet waar. En dat leerlingen dan een kaartje omhoog moeten houden.



5. 3-2-1 Voorkennis

Een variatie op de 3-2-1-methode: Leerlingen schrijven op:

  • 3 dingen die ze al weten over het onderwerp
  • 2 vragen die ze hebben over het onderwerp
  • 1 voorspelling over wat ze gaan leren

Gebruik hiervoor kladpapier, wisbordjes of bijvoorbeeld post-its. Of laat het digitaal invullen in bijvoorbeeld LessonUp.

Lees ook mijn blog over 3-2-1 gebruiken in drie verschillende fases van de les.


6. Wat hoort bij elkaar?

Maak een korte koppel-opdracht: Geef leerlingen losse begrippen en laat hen de juiste paren vormen. Dit kan op papier, met kaartjes die ze moeten combineren of digitaal via LessonUp of Quizlet. Laat leerlingen hun keuzes onderbouwen: Waarom horen deze begrippen bij elkaar? Als je eenmaal de kaartjes hebt gemaakt, zou je ze natuurlijk vaker in kunnen zetten. Eerlijk gezegd ben ik soms een beetje te lui om zelf te gaan knippen en plakken en zou ik zelf liever de digitale variant gebruiken.

Voorbeeld: Koppel bijvoorbeeld historische personen aan gebeurtenissen, zoals ‘Samuel van Houten – Kinderwetje van Van Houten’ of ‘Karl Marx’ – ‘Communistisch Manifest’. Of juist jaartallen met historische gebeurtenissen.


7. Woordweb op het bord

Maak als docent een woordweb op het bord of digibord en laat leerlingen aanvullen. ‘Wat weet je al over …’ of ‘Wat weet je nog over … ‘ Gebruik LessonUp, een digibord of whiteboard of een andere digitale tool om de begrippen overzichtelijk te ordenen. Bespreek de verbanden tussen de begrippen en vul als docent aan waar nodig.


Tip: Maak gebruik van vaste routines

Werkvormen zoals deze werken fijn als leerlingen eraan gewend raken. Zo zorg je voor structuur en voorspelbaarheid.

Download het gratis werkblad met deze werkvormen om voorkennis te activeren

Digitale geletterdheid: Vakoverstijgende projecten ontwikkelen, hoe pak je dat aan?

Hoe je digitale geletterdheid ook vormgeeft binnen je school, het gaat erom dat leerlingen de vier domeinen van digitale geletterdheid ontwikkelen: ICT-basisvaardigheden, mediawijsheid, digitale informatievaardigheden en computational thinking.

Maar hoe pak je dat aan als je vakoverstijgend wilt werken op het gebied van digitale geletterdheid? In deze blog lees je hoe je digitale geletterdheid kunt integreren in vakken of vakoverstijgende projecten.


Waarom vakoverstijgend werken met digitale geletterdheid?

De vier domeinen van digitale geletterdheid sluiten goed aan bij bestaande vakken. Door ze in meerdere vakken te verwerken, leren leerlingen digitale vaardigheden toe te passen in verschillende contexten. Dit maakt het praktischer en herkenbaarder.

  • ICT-basisvaardigheden – Leerlingen leren werken met software en digitale tools die ze in verschillende vakken nodig hebben.
  • Mediawijsheid – Ze leren kritisch kijken naar nieuws, sociale media en online informatie.
  • Digitale informatievaardigheden – Ze zoeken en beoordelen bronnen, iets wat in bijna elk vak van belang is.
  • Computational thinking – Probleemoplossend denken en gestructureerd werken, wat bijvoorbeeld bij wiskunde en informatica goed toepasbaar is.

Door digitale geletterdheid vakoverstijgend aan te pakken, zorg je ervoor dat het geen losstaand onderwerp wordt, maar echt een onderdeel van je onderwijs.


Stap 1: Kies een thema dat meerdere vakken raakt

Een goed vakoverstijgend project begint met een thema dat in meerdere vakken relevant is. Voorbeelden van thema’s die aansluiten bij de vier domeinen van digitale geletterdheid:

  • Nepnieuws en betrouwbare bronnen (Geschiedenis, Nederlands, maatschappijleer – mediawijsheid & digitale informatievaardigheden)
  • Data en statistiek in de echte wereld (Wiskunde, economie, Informatica – computational thinking & ICT-basisvaardigheden)
  • Privacy en online veiligheid (Maatschappijleer, mentorles, informatica, Nederlands – mediawijsheid & ICT-basisvaardigheden)
  • Duurzaamheid en technologie (Aardrijkskunde, burgerschap, techniek, informatica – computational thinking & digitale informatievaardigheden)

Laat docenten bijvoorbeeld uit verschillende vakken samen nadenken over hoe ze digitale geletterdheid kunnen verwerken in hun lessen: hoe kan digitale geletterdheid een rol spelen binnen hun vak? Mooi idee voor een werkmiddag.


Stap 2: Maak een matrix met vaardigheden per vak

Om vakoverstijgend te werken, helpt het bijvoorbeeld om inzichtelijk te maken hoe digitale geletterdheid binnen elk vak past. Een vaardighedenmatrix kan hierbij helpen. Bijvoorbeeld:

VakDomein digitale geletterdheidOpdrachtvoorbeeld
GeschiedenisDigitale informatievaardighedenLeerlingen checken historische bronnen op betrouwbaarheid en maken een factcheck.
NederlandsMediawijsheidLeerlingen analyseren nepnieuws en schrijven een artikel waarin ze misleiding uitleggen.
InformaticaComputational thinkingLeerlingen maken bijvoorbeeld een eenvoudige programmeeropdracht of werken met data-analyse.
MaatschappijleerICT-basisvaardigheden & mediawijsheidLeerlingen onderzoeken privacyinstellingen op sociale media en presenteren verbeterpunten.

Zo’n matrix helpt vaksecties om samenhang te creëren en opdrachten af te stemmen.

Je kunt ook een gedeeld document maken met daarbij de vier domeinen van digitaal geletterdheid en vaksecties daarop laten invullen wat bij hun vak past.


Stap 3: Bepaal de werkvorm en het eindproduct

Als de vaardigheden per vak duidelijk zijn, bepaal je bijvoorbeeld hoe leerlingen eraan werken. En dan kan je een werkvorm of eindproduct gaan maken.Dit kan op verschillende manieren:

  • Projectweek – Elk vak behandelt een deelonderwerp en leerlingen bundelen hun werk in een gezamenlijke presentatie of publicatie.
  • Vakoverstijgend eindproduct – Leerlingen maken samen een website, infographic of digitaal tijdschrift waarin verschillende vakken samenkomen.
  • Onderzoek + presentatie – Leerlingen onderzoeken een digitaal vraagstuk en presenteren hun bevindingen met een digitale tool.
  • Presentatiemarkt – Leerlingen presenteren eindproduct op een markt aan ouders, docenten, medeleerlingen en anderen.

Voorbeeld: Een project over nepnieuws waarbij leerlingen bij geschiedenis bronnen checken, bij Nederlands een journalistiek stuk schrijven en bij informatica een interactieve website bouwen met hun bevindingen.

Natuurlijk kan het ook een andere werkvorm of een ander eindproduct zijn, dit zijn maar ideeën over hoe je het zou kunnen doen. Je kunt het gebruiken ter inspiratie.


Stap 4: Gebruik digitale tools die aansluiten bij het project

De juiste tools maken het project niet alleen effectiever, maar ook leuker en leerzamer. Hier zijn een paar handige tools per domein:

  • ICT-basisvaardighedenCanva voor infographics, Google Drive of Microsoft OneDrive voor samenwerking.
  • Computational thinkingGoogle Sheets of Excel voor data-analyse en eenvoudige berekeningen.
  • Digitale informatievaardigheden → bijvoorbeeld Nieuwscheckers.nl (factchecking vanuit de Universiteit Leiden) .
  • MediawijsheidNetwerk Mediawijsheid (mediawijsheid.nl) en Isdatechtzo.nl (lesmateriaal over desinformatie).
  • AI en technologieTools als ChatGPT of Bing AI om kritisch te onderzoeken hoe AI omgaat met bronnen en nepnieuws.

Stap 5: Afronden en evalueren

Een vakoverstijgend project is niet pas gelukt als het leerlingen alleen een eindproduct oplevert, ook reflecteren is belangrijk. Zorg ervoor dat je ook reflecteert op welke vaardigheid ze hebben gebruikt.

  • Laat leerlingen presenteren – Hoe zijn ze te werk gegaan? Wat hebben ze ontdekt?
  • Reflectieopdracht – Welke digitale vaardigheden hebben ze geleerd en hoe kunnen ze die verder ontwikkelen?
  • Evaluatie door docenten – Wat ging goed en hoe kan het volgende keer nog beter?

Gebruik een korte evaluatie of vragenlijst om inzicht te krijgen in hoe leerlingen het project hebben ervaren en wat ze geleerd hebben.


Conclusie: kleine aanpassingen, groot effect

Vakoverstijgend werken met digitale geletterdheid hoeft geen grote verandering te zijn. Door eerst kleine stappen te zetten, zoals een gezamenlijke vaardighedenmatrix of een proefproject (pilot), kun je digitale vaardigheden structureel in meerdere vakken integreren. Dit maakt digitale geletterdheid niet iets dat er even bijkomt, maar iets wat verweven zit in je onderwijs.

Wil je aan de slag met vakoverstijgende projecten op het gebied van digitale geletterdheid op jouw school? Start klein, werk samen en ontdek hoe digitale geletterdheid een plek krijgt in het curriculum.

Ik hoop dat je door deze blog inspiratie hebt gekregen om aan de slag te gaan. Heb je vragen? Laat het weten in de reacties.

Wil je meer lezen over digitale geletterdheid? Lees ook mijn andere blogs:

De 3-2-1-methode: zo gebruik je deze werkvorm in elke fase van je les

De 3-2-1-methode is een manier om leerlingen actief met de lesstof aan de slag te laten gaan. Of je deze werkvorm nu gebruikt om voorkennis te activeren, leerstof te verwerken of de les af te sluiten: je krijgt meteen inzicht in wat leerlingen hebben geleerd en je kunt het snel en in principe zonder voorbereiding inzetten.

Hoe werkt de 3-2-1-methode in het kort?

Leerlingen beantwoorden drie vragen en schrijven dit bijvoorbeeld op een wisbordje of post-it. Bijvoorbeeld:

  • 3 dingen die ze hebben geleerd
  • 2 vragen die ze nog hebben
  • 1 ding waar je meer over zou willen leren

Klinkt simpel? Dat is het ook! De werkvorm 3-2-1 ken je misschien als exit-ticket. Maar je kunt de 3-2-1-werkvorm inzetten in verschillende fasen van je les en aanpassen aan jouw vak en doelgroep. Ook hoef je niet per se altijd dezelfde drie vragen te stellen.

Hieronder vind je 13 verschillende manieren om deze werkvorm te gebruiken in de les.


3-2-1 als lesstarter: voorkennis activeren

Wil je weten wat je leerlingen al weten over een onderwerp? Gebruik 3-2-1 om voorkennis op te halen.

1. Wat weet je al?

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze al weten, 2 vragen bedenken over het onderwerp en 1 voorspelling doen over wat ze gaan leren. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

2. 3-2-1 in tweetallen

Leerlingen bespreken samen 3 feitjes over het onderwerp, 2 dingen die ze interessant vinden en 1 vraag waar ze benieuwd naar zijn. Vervolgens vraag je een paar leerlingen klassikaal naar de antwoorden, bijvoorbeeld met het namenrad of beurtstokjes.

3. 3-2-1 op het bord

Schrijf op het bord: noem 3 dingen die je nog weet van het onderwerp uit de vorige les, noem 2 dingen die je nog lastig vindt van vorige les en noem 1 vraag over de lesstof. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

4. 3-2-1 mindmap

In plaats van tekst schrijven, maken leerlingen een kleine mindmap op een wisbordje of kladpapiertje met 3 begrippen, 2 details van begrippen en 1 vraag over de lesstof.


3-2-1 tijdens de les: verwerken en herhalen

Wil je controleren of leerlingen de uitleg begrijpen? Gebruik 3-2-1 tijdens de les als check.

5. De snelle samenvatting

Laat leerlingen in maximaal 3 zinnen de kern van de uitleg samenvatten, gevolgd door 2 dingen die ze nog lastig vinden en 1 inzicht dat ze hebben opgedaan. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

6. Teken je kennis

In plaats van tekst schrijven, laten leerlingen 3 dingen tekenen die ze hebben geleerd, 2 vragen opschrijven en 1 woord of symbool tekenen dat hun inzicht samenvat. Laat leerlingen hun tekening maken op een kladpapier of wisbordjes. Bespreek er een paar klassikaal.

7. 3-2-1 quiz

Leerlingen bedenken 3 toetsvragen, 2 moeilijke begrippen die uitleg nodig hebben, en 1 extra moeilijke vraag. Dan in tweetallen elkaar de vragen stellen en klassikaal terugkoppelen door een paar leerlingen te vragen dit voor de klas te doen.

8. 3-2-1 met rondlopen in de klas en antwoorden op schrijven

Schrijf 3-2-1 op grote vellen papier en hang ze op in de klas of doe het op het bord als je daar ruimte voor hebt. Leerlingen lopen rond en vullen de vellen aan met hun eigen antwoorden.


3-2-1 als afsluiting: reflecteren en controleren

Gebruik deze werkvorm aan het einde van de les om te controleren wat is blijven hangen.

9. Klassiek exit ticket

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 ding dat ze interessant vonden.

10. De fout opsporen

Schrijf een foute bewering over de lesstof op het bord. Laat leerlingen 3 dingen noteren die wél kloppen, 2 vragen stellen over het onderwerp, en 1 fout corrigeren.

11. 3-2-1 discussie

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 ding dat ze interessant vonden. Laat leerlingen dan eerst hun antwoorden opschrijven en daarna in tweetallen bespreken wat ze hebben geleerd en welke vragen ze nog hebben.

12. 3-2-1 voor de volgende les

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze moeten onthouden, 2 dingen die ze nog willen herhalen, en 1 vraag voor de volgende les. Dit kun je gebruiken om de volgende les te starten.

13. Reflectiekaartje

Geef leerlingen een klein kaartje waarop ze hun 3-2-1 opschrijven. Verzamel ze en gebruik ze als feedback voor je volgende les.


Waarom is de 3-2-1-methode goed om in te zetten?

  • Snelle en makkelijke werkvorm – Geen voorbereiding nodig.
  • Flexibel in te zetten – Geschikt voor elk vak en elke klas.
  • Helpt leerlingen actief nadenken – Ze verwerken de lesstof meteen.
  • Geeft directe feedback – Jij ziet direct wat leerlingen wel en niet snappen.

Tip: Maak een vaste routine van 3-2-1

Hoe vaker je deze werkvorm gebruikt, hoe voorspelbaarder en gemakkelijker het voor leerlingen wordt om snel na te denken over hun leerproces. Je lessen worden interactiever en je hebt direct zicht op het begrip van je leerlingen.

Digitale geletterdheid – Docenten ondersteunen bij digitale geletterdheid: hoe pak je dat aan?

Digitale vaardigheden zijn niet voor iedere docent vanzelfsprekend. En dat is logisch: digitale ontwikkelingen gaan zo snel dat het lastig kan zijn om alles bij te houden.

In deze blog vind je concrete manieren om docenten te helpen bij hun digitale geletterdheid.

Deze blog richt zich vooral op het ondersteunen van docenten op het gebied van digitale geletterdheid. Zoek je meer informatie over hoe je digitale geletterdheid kunt opnemen in het schoolbeleid? Lees dan mijn andere blog: Digitale geletterdheid in het schoolbeleid: hoe pak je dat aan?


Waarom docenten ondersteunen bij digitale geletterdheid?

Veel docenten willen al wel iets doen met digitale geletterdheid, maar weten niet goed waar te beginnen. Misschien weten ze ook nog niet zo goed wat het precies inhoudt of dat digitale vaardigheden alleen thuishoren bij informatica. Maar digitale geletterdheid omvat veel meer dan dat. SLO onderscheidt vier domeinen:

  • ICT-basisvaardigheden
  • Mediawijsheid
  • Computational thinking
  • Digitale informatievaardigheden

Veel docenten passen al onderdelen van digitale geletterdheid toe, zonder het zo te noemen. Een geschiedenisdocent helpt bijvoorbeeld leerlingen bij het herkennen van betrouwbare bronnen, terwijl een docent Nederlands of maatschappijleer hen leert omgaan met nepnieuws en kritisch lezen etc.

Maar hoe ondersteun je docenten die zich nog niet zeker over voelen over digitale geletterdheid?


1. Workshops door docenten zelf: benut de expertise in je school

Binnen een school is vaak meer digitale expertise dan je denkt of zichtbaar is. Veel docenten beschikken over kennis en vaardigheden, maar sommige collega’s zijn wat bescheidener en laten dat niet direct zien, terwijl ze toch veel kennis hebben.

Hoe pak je dit aan?

  • Gebruik een korte vragenlijst in bijvoorbeeld Forms om te achterhalen hoe docenten hun vaardigheden inschatten op de vier domeinen van digitale geletterdheid.
  • Laat docenten aangeven of ze een workshop willen geven of juist willen volgen. En evt. welk onderwerp.
  • Stel een programma samen op basis van de expertise binnen de school.
  • Wil je toch extra verdieping? Dan kun je altijd nog een externe expert inhuren voor specifieke onderwerpen.

Door te beginnen met de kennis die al in de school aanwezig is, sluit de training beter aan op de dagelijkse praktijk. Vaak werkt leren van collega’s goed, maar een externe trainer kan aanvullend zijn als er specialistische kennis nodig is natuurlijk.


2. Maak informatie over digitale geletterdheid toegankelijk

Zorg voor een centrale plek op bijvoorbeeld SharePoint waar informatie voor docenten beschikbaar is. Denk aan handleidingen, links naar instructievideo’s, lesmateriaal, voorbeelden van andere docenten etc.


3. Stimuleer samenwerking tussen docenten

Leren van je eigen collega’s werkt vaak het goed. Zorg ervoor dat docenten elkaar kunnen helpen en ervaringen kunnen delen.

Manieren om kennisdeling te stimuleren:

  • Intervisiebijeenkomsten – Laat docenten uitdagingen en succesverhalen rondom digitale geletterdheid met elkaar delen. Wat werkt? Waar lopen ze tegenaan? Samen kom je verder.
  • Digitaal maatje’-systeem – Koppel minder ervaren docenten aan een collega die al verder is met digitale vaardigheden. Zo kunnen ze laagdrempelig vragen stellen en van elkaar leren.
  • Handige tool in een kwartier – Een korte en praktische uitleg van een digitale tool tijdens een vergadering. Geen lange training, maar meteen toepasbare tips die docenten direct kunnen gebruiken.

Vraag rond binnen het team welke docenten al ervaring hebben met digitale geletterdheid en bereid zijn om collega’s te helpen. Of zie onderdeel 1, maken van een vragenlijst over digitale geletterdheid docenten.


4. Neem digitale geletterdheid op in het schoolbeleid

Docenten ondersteunen is een belangrijke eerste stap, maar uiteindelijk moet digitale geletterdheid ook een structurele plek krijgen binnen de school. Dit betekent dat het terugkomt in de visie, het curriculum en de dagelijkse praktijk. Hoe je dat aanpakt? Daarover lees je meer in deze blog: Digitale geletterdheid in het schoolbeleid: hoe pak je dat aan?


Begin met kleine stappen

Digitale geletterdheid wordt makkelijker als je het stapsgewijs aanpakt in school. Kleine veranderingen, handige tools en samenwerking maken een groot verschil.

Wil je meer lezen over digitale geletterdheid? Lees ook mijn andere blogs: