Hoe houd je leerlingen betrokken tijdens de uitleg?

Een klas vol leerlingen die altijd aandachtig luisteren? Klinkt mooi, maar in de praktijk weet je hoe lastig het soms is om hun aandacht vast te houden. Vooral bij lange of passieve uitleg zie je de concentratie snel verdwijnen. En zelfs als leerlingen stil zijn en naar je kijken, betekent dat niet per se dat ze echt luisteren. Gelukkig kun je met een paar aanpassingen proberen om leerlingen actiever te betrekken.

In deze blog deel ik vijf praktische strategieën en geef tips die je daarbij kunnen helpen.


1. Stop-Think-Pair-Share

Stel je voor: je geeft uitleg en je wilt dat leerlingen echt nadenken over de stof. In plaats van dat alleen de snelle denkers hun hand opsteken, laat je iedereen meedoen.

  • Stap 1 – Stop: Je stelt een vraag na je uitleg.
  • Stap 2 – Think: Leerlingen denken individueel na over het antwoord.
  • Stap 3 – Pair: Ze bespreken hun antwoord kort met een klasgenoot.
  • Stap 4 – Share: Enkele duo’s delen hun antwoord met de klas.

Bijvoorbeeld bij geschiedenis: Na een uitleg over de Franse Revolutie vraag je: “Waarom denk je dat de Bastille bestormd werd?” Leerlingen denken eerst zelf na, bespreken het daarna met een klasgenoot en vervolgens delen een paar duo’s hun antwoord voor de klas.


2. Controlevragen met wisbordjes of vingers

Probeer leerlingen scherp te houden tijdens de les door tussendoor controlevragen te stellen.

  • Laat leerlingen hun antwoord opschrijven op een wisbordje en omhoog houden.
  • Zonder gebruik van device in de klas: gebruik vingers (1 vinger = ‘ik snap het niet’, 5 vingers = ‘ik kan het uitleggen’).
  • Als je het digitaal wil doen: gebruik LessonUp of een andere digitale tool zoals Mentimenter.

Dit is handig bij bijvoorbeeld grammatica. Geef een meerkeuzevraag en laat leerlingen hun keuze laten zien met vingers of een wisbordje. Zo zie je direct wie het begrijpt en wie extra uitleg nodig heeft.


3. Even testen: korte verwerkingsmomenten

Tijdens de uitleg kun je leerlingen zelf laten checken of ze de stof snappen:

  • 1-zin samenvatting: Laat ze in één zin opschrijven wat de kern van de uitleg was.
  • 3-2-1 Methode: Laat ze 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 inzicht dat ze hebben opgedaan. (lees ook mijn blog: gebruik 3-2-1 methode in verschillende fases van de les)

4. Beperk de uitleg tot maximaal 10 minuten

Lang luisteren zonder interactie is lastig. Als de uitleg langer duurt, haakt een groot deel van de klas af. En zelfs als leerlingen stil zijn en naar je kijken, betekent dat niet per se dat ze echt luisteren. Hun gedachten kunnen makkelijk afdwalen.Daarom:

  • Wissel elke 5-10 minuten uitleg af met een korte opdracht of vraag. Dus stukje uitleg, opdracht/verwerking en dan eventueel verder.
  • Gebruik visuele ondersteuning, zoals een afbeelding of een korte video.
  • Stel voor de uitleg bijvoorbeeld een vraag om leerlingen nieuwsgierig te houden.

5. Laat leerlingen actief noteren met een structuur

Niet alle leerlingen weten hoe ze aantekeningen moeten maken. Zonder structuur schrijven ze óf alles op óf bijna niks. Je kunt ze helpen door:

  • De Cornell-methode: Leerlingen verdelen hun aantekeningen in kernpunten, vragen en een samenvatting. (zie ook mijn blog: gebruik de Cornell-methode om aantekening te maken)
  • Modelleren: Doe voor hoe jij aantekeningen zou maken. Denk hardop na terwijl je kernpunten opschrijft of een samenvatting maakt. Bijvoorbeeld: “Ik schrijf eerst het hoofdonderwerp op, daarna zet ik pijlen naar de belangrijkste begrippen.”
  • Invulbladen: Laat leerlingen een werkblad invullen met ontbrekende kernwoorden.
  • Teken het : Laat leerlingen de uitleg in een simpele schets of een mini-mindmap samenvatten.

Conclusie

Leerlingen betrekken bij je uitleg hoeft niet per se moeilijk te zijn. Door vragen te stellen, korte verwerkingsmomenten in te bouwen en visuele ondersteuning te gebruiken, houd je de aandacht vast. Probeer een van deze strategieën en tips eens uit en ontdek welke het beste werkt in jouw klas!

Welke van deze strategieën pas jij al toe? Of heb je een andere tip die goed werkt? Laat het weten in de reacties of stuur me een bericht

Lesdoelen formuleren

Wat is een lesdoel?

Een lesdoel beschrijft wat leerlingen aan het eind van de les moeten kunnen of begrijpen.

Hoe formuleer je een lesdoel?

Begin bij het voorbereiden van je les bij het lesdoel. Vraag jezelf bijvoorbeeld: “Wat wil ik dat mijn leerlingen aan het einde van de les kunnen?” Zet dit lesdoel zichtbaar voor de leerlingen neer, zodat ze weten waar ze naartoe werken.

Begin bij de inhoud:

Wat is de kern van deze les? Wat wil ik dat leerlingen onthouden of kunnen aan het eind van mijn les?

  • Formuleer in leerlingtaal:
    Gebruik de zinstructuur “Ik kan …” of eventueel “Je kunt …” Daarmee wordt het concreet en begrijpelijk voor leerlingen.
  • Maak het meetbaar:
    Het moet mogelijk zijn om aan het einde te controleren of leerlingen het doel hebben gehaald. Vermijd vage woorden als kennen of weten. Gebruik liever woorden als uitleggen, benoemen, toepassen.
  • Zorg dat het haalbaar is in één les:
    Houd het klein en concreet. Een hoofdstuk samenvatten is geen lesdoel, maar een kernbegrip uitleggen wel.
  • Maak het zichtbaar in de klas:
    Schrijf het doel altijd op het bord of toon het in je PowerPoint of LessonUp, zodat leerlingen weten waar ze naartoe werken.
  • Gebruik je lesdoel bij de afsluiting:
    Probeer aan het eind van je les terug op je lesdoel te komen. (Gebruik bijvoorbeeld de 3-2-1-methode of gebruik Exit Tickets)

Tips om je lesdoel zichtbaar te maken

  • Gewoon op het bord
    Je kunt het lesdoel natuurlijk ook gewoon op je bord schrijven. Wij hebben op school whiteboards naast de smartboards. Maar ik vind het zelf fijn om volle aandacht voor de klas en leerlingen te hebben en wil dan liever niet omdraaien om het lesdoel opschrijven (en mijn handschrift is ook niet echt goed leesbaar).
  • PowerPoint of LessonUp
    Ik zorg er zelf voor dat mijn lesdoel altijd in de LessonUp staat, dan kan ik het lesdoel er ook snel bij pakken aan het begin van de les. En het is makkelijk voor te bereiden. Zelf maak ik meestal op zondag de planningen.
  • Gynzy
    Ik maak zelf veel gebruik van Gynzy, vooral de tool vind ik handig om te gebruiken. Met Gynzy maak ik mijn planning voor op het bord en dan zorg ik ervoor dat het lesdoel onderaan staat. Zo is het ook zichtbaar tijdens de verwerkingsfase van de les.
  • Werkblad
    Als je gebruik maakt van een stencil of werkblad is het een idee om het lesdoel zichtbaar op het formulier te zetten.

Welke manier gebruik jij om je lesdoel zichtbaar te maken in de les? Laat het weten in de comments of stuur mij een bericht.

6 werkvormen om voorkennis te activeren

Voorkennis activeren helpt om leerlingen vooraf te laten nadenken over wat ze al weten. Dit maakt nieuwe informatie makkelijker te begrijpen en beter te onthouden. Ook koppelen leerlingen de nieuwe informatie makkelijker aan wat datgene wat ze al weten.

In deze blog deel ik 6 werkvormen waarmee je voorkennis kunt activeren. Het zijn werkvormen die je zo kunt inzetten, dus je hebt weinig voorbereiding nodig.


1. Voorspel de les

Laat op het bord een afbeelding, kaart of kernwoorden zien die te maken hebben met het onderwerp van de les. Laat hen voorspellen waar de les over zal gaan. Laat de leerlingen de antwoorden schrijven op wisbordjes of kladpapier en laat leerlingen hun voorspelling omhoog houden. Vervolgens laat je leerlingen in tweetallen overleggen en hun voorspelling opschrijven. Bespreek daarna een paar antwoorden klassikaal en koppel hierop terug na de uitleg.

Als je gebruik maakt van LessonUp kan je deze werkvorm ook heel makkelijk doen met een open vraag. Maak eerst een slide met een (historische) afbeelding, kaart of een paar kernwoorden. En in de open vraag zou je leerlingen dan kunnen laten voorspellen waar de les overgaat, daarna in tweetallen bespreken en klassikaal terugkoppelen.

Je zou ook doorkunnen vragen: hoe komt het dat je denkt dat deze les over … zal gaan? etc.

Bijvoorbeeld deze afbeelding uit de Domkerk in Utrecht. Laat leerlingen raden waar de les over zal gaan en waarom ze dat denken, laat ze naar de afbeelding kijken: wat valt op? (Beeldenstorm)

2. Brainstorm in 1 minuut

Geef leerlingen 60 seconden om zoveel mogelijk begrippen of gebeurtenissen op te schrijven die te maken hebben met het onderwerp van de les. Gebruik hiervoor kladpapier, een wisbordje of een digitale tool als Padlet of Mentimeter. Maar ook in LessonUp zou dit kunnen met de open vraag. 💡 Optioneel: Laat leerlingen hun woorden vergelijken met een klasgenoot en er samen drie kiezen die volgens hen het belangrijkst zijn.

Voorbeeld: Bij een les over de Franse Revolutie schrijven leerlingen zoveel mogelijk woorden op die ze kennen over dit onderwerp, zoals ‘Bastille’, ‘Lodewijk XVI’ en ‘guillotine’.


3. Korte quiz

Start de les met een korte quiz over het onderwerp. Dit kan in de vorm van: meerkeuzevragen op het bord waar leerlingen hun keuze opschrijven en dan wisbordjes gebruiken. Of een korte quiz in Kahoot, Quizizz, Quizlet, LessonUp etc. om voorkennis te testen.

Voorbeeld: Begin een les met een waar/niet waar-quiz over de lesstof. Je hoeft niet per se een digitale tool te gebruiken. Je kunt dit ook gewoon op het digibord zetten in een document of slide. Je zou zelfs nog gekleurde kaartjes kunnen maken: groen -> waar rood -> niet waar. En dat leerlingen dan een kaartje omhoog moeten houden.



5. 3-2-1 Voorkennis

Een variatie op de 3-2-1-methode: Leerlingen schrijven op:

  • 3 dingen die ze al weten over het onderwerp
  • 2 vragen die ze hebben over het onderwerp
  • 1 voorspelling over wat ze gaan leren

Gebruik hiervoor kladpapier, wisbordjes of bijvoorbeeld post-its. Of laat het digitaal invullen in bijvoorbeeld LessonUp.

Lees ook mijn blog over 3-2-1 gebruiken in drie verschillende fases van de les.


6. Wat hoort bij elkaar?

Maak een korte koppel-opdracht: Geef leerlingen losse begrippen en laat hen de juiste paren vormen. Dit kan op papier, met kaartjes die ze moeten combineren of digitaal via LessonUp of Quizlet. Laat leerlingen hun keuzes onderbouwen: Waarom horen deze begrippen bij elkaar? Als je eenmaal de kaartjes hebt gemaakt, zou je ze natuurlijk vaker in kunnen zetten. Eerlijk gezegd ben ik soms een beetje te lui om zelf te gaan knippen en plakken en zou ik zelf liever de digitale variant gebruiken.

Voorbeeld: Koppel bijvoorbeeld historische personen aan gebeurtenissen, zoals ‘Samuel van Houten – Kinderwetje van Van Houten’ of ‘Karl Marx’ – ‘Communistisch Manifest’. Of juist jaartallen met historische gebeurtenissen.


7. Woordweb op het bord

Maak als docent een woordweb op het bord of digibord en laat leerlingen aanvullen. ‘Wat weet je al over …’ of ‘Wat weet je nog over … ‘ Gebruik LessonUp, een digibord of whiteboard of een andere digitale tool om de begrippen overzichtelijk te ordenen. Bespreek de verbanden tussen de begrippen en vul als docent aan waar nodig.


Tip: Maak gebruik van vaste routines

Werkvormen zoals deze werken fijn als leerlingen eraan gewend raken. Zo zorg je voor structuur en voorspelbaarheid.

Download het gratis werkblad met deze werkvormen om voorkennis te activeren

De 3-2-1-methode: zo gebruik je deze werkvorm in elke fase van je les

De 3-2-1-methode is een manier om leerlingen actief met de lesstof aan de slag te laten gaan. Of je deze werkvorm nu gebruikt om voorkennis te activeren, leerstof te verwerken of de les af te sluiten: je krijgt meteen inzicht in wat leerlingen hebben geleerd en je kunt het snel en in principe zonder voorbereiding inzetten.

Hoe werkt de 3-2-1-methode in het kort?

Leerlingen beantwoorden drie vragen en schrijven dit bijvoorbeeld op een wisbordje of post-it. Bijvoorbeeld:

  • 3 dingen die ze hebben geleerd
  • 2 vragen die ze nog hebben
  • 1 ding waar je meer over zou willen leren

Klinkt simpel? Dat is het ook! De werkvorm 3-2-1 ken je misschien als exit-ticket. Maar je kunt de 3-2-1-werkvorm inzetten in verschillende fasen van je les en aanpassen aan jouw vak en doelgroep. Ook hoef je niet per se altijd dezelfde drie vragen te stellen.

Hieronder vind je 13 verschillende manieren om deze werkvorm te gebruiken in de les.


3-2-1 als lesstarter: voorkennis activeren

Wil je weten wat je leerlingen al weten over een onderwerp? Gebruik 3-2-1 om voorkennis op te halen.

1. Wat weet je al?

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze al weten, 2 vragen bedenken over het onderwerp en 1 voorspelling doen over wat ze gaan leren. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

2. 3-2-1 in tweetallen

Leerlingen bespreken samen 3 feitjes over het onderwerp, 2 dingen die ze interessant vinden en 1 vraag waar ze benieuwd naar zijn. Vervolgens vraag je een paar leerlingen klassikaal naar de antwoorden, bijvoorbeeld met het namenrad of beurtstokjes.

3. 3-2-1 op het bord

Schrijf op het bord: noem 3 dingen die je nog weet van het onderwerp uit de vorige les, noem 2 dingen die je nog lastig vindt van vorige les en noem 1 vraag over de lesstof. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

4. 3-2-1 mindmap

In plaats van tekst schrijven, maken leerlingen een kleine mindmap op een wisbordje of kladpapiertje met 3 begrippen, 2 details van begrippen en 1 vraag over de lesstof.


3-2-1 tijdens de les: verwerken en herhalen

Wil je controleren of leerlingen de uitleg begrijpen? Gebruik 3-2-1 tijdens de les als check.

5. De snelle samenvatting

Laat leerlingen in maximaal 3 zinnen de kern van de uitleg samenvatten, gevolgd door 2 dingen die ze nog lastig vinden en 1 inzicht dat ze hebben opgedaan. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

6. Teken je kennis

In plaats van tekst schrijven, laten leerlingen 3 dingen tekenen die ze hebben geleerd, 2 vragen opschrijven en 1 woord of symbool tekenen dat hun inzicht samenvat. Laat leerlingen hun tekening maken op een kladpapier of wisbordjes. Bespreek er een paar klassikaal.

7. 3-2-1 quiz

Leerlingen bedenken 3 toetsvragen, 2 moeilijke begrippen die uitleg nodig hebben, en 1 extra moeilijke vraag. Dan in tweetallen elkaar de vragen stellen en klassikaal terugkoppelen door een paar leerlingen te vragen dit voor de klas te doen.

8. 3-2-1 met rondlopen in de klas en antwoorden op schrijven

Schrijf 3-2-1 op grote vellen papier en hang ze op in de klas of doe het op het bord als je daar ruimte voor hebt. Leerlingen lopen rond en vullen de vellen aan met hun eigen antwoorden.


3-2-1 als afsluiting: reflecteren en controleren

Gebruik deze werkvorm aan het einde van de les om te controleren wat is blijven hangen.

9. Klassiek exit ticket

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 ding dat ze interessant vonden.

10. De fout opsporen

Schrijf een foute bewering over de lesstof op het bord. Laat leerlingen 3 dingen noteren die wél kloppen, 2 vragen stellen over het onderwerp, en 1 fout corrigeren.

11. 3-2-1 discussie

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 ding dat ze interessant vonden. Laat leerlingen dan eerst hun antwoorden opschrijven en daarna in tweetallen bespreken wat ze hebben geleerd en welke vragen ze nog hebben.

12. 3-2-1 voor de volgende les

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze moeten onthouden, 2 dingen die ze nog willen herhalen, en 1 vraag voor de volgende les. Dit kun je gebruiken om de volgende les te starten.

13. Reflectiekaartje

Geef leerlingen een klein kaartje waarop ze hun 3-2-1 opschrijven. Verzamel ze en gebruik ze als feedback voor je volgende les.


Waarom is de 3-2-1-methode goed om in te zetten?

  • Snelle en makkelijke werkvorm – Geen voorbereiding nodig.
  • Flexibel in te zetten – Geschikt voor elk vak en elke klas.
  • Helpt leerlingen actief nadenken – Ze verwerken de lesstof meteen.
  • Geeft directe feedback – Jij ziet direct wat leerlingen wel en niet snappen.

Tip: Maak een vaste routine van 3-2-1

Hoe vaker je deze werkvorm gebruikt, hoe voorspelbaarder en gemakkelijker het voor leerlingen wordt om snel na te denken over hun leerproces. Je lessen worden interactiever en je hebt direct zicht op het begrip van je leerlingen.

Digitale geletterdheid – Docenten ondersteunen bij digitale geletterdheid: hoe pak je dat aan?

Digitale vaardigheden zijn niet voor iedere docent vanzelfsprekend. En dat is logisch: digitale ontwikkelingen gaan zo snel dat het lastig kan zijn om alles bij te houden.

In deze blog vind je concrete manieren om docenten te helpen bij hun digitale geletterdheid.

Deze blog richt zich vooral op het ondersteunen van docenten op het gebied van digitale geletterdheid. Zoek je meer informatie over hoe je digitale geletterdheid kunt opnemen in het schoolbeleid? Lees dan mijn andere blog: Digitale geletterdheid in het schoolbeleid: hoe pak je dat aan?


Waarom docenten ondersteunen bij digitale geletterdheid?

Veel docenten willen al wel iets doen met digitale geletterdheid, maar weten niet goed waar te beginnen. Misschien weten ze ook nog niet zo goed wat het precies inhoudt of dat digitale vaardigheden alleen thuishoren bij informatica. Maar digitale geletterdheid omvat veel meer dan dat. SLO onderscheidt vier domeinen:

  • ICT-basisvaardigheden
  • Mediawijsheid
  • Computational thinking
  • Digitale informatievaardigheden

Veel docenten passen al onderdelen van digitale geletterdheid toe, zonder het zo te noemen. Een geschiedenisdocent helpt bijvoorbeeld leerlingen bij het herkennen van betrouwbare bronnen, terwijl een docent Nederlands of maatschappijleer hen leert omgaan met nepnieuws en kritisch lezen etc.

Maar hoe ondersteun je docenten die zich nog niet zeker over voelen over digitale geletterdheid?


1. Workshops door docenten zelf: benut de expertise in je school

Binnen een school is vaak meer digitale expertise dan je denkt of zichtbaar is. Veel docenten beschikken over kennis en vaardigheden, maar sommige collega’s zijn wat bescheidener en laten dat niet direct zien, terwijl ze toch veel kennis hebben.

Hoe pak je dit aan?

  • Gebruik een korte vragenlijst in bijvoorbeeld Forms om te achterhalen hoe docenten hun vaardigheden inschatten op de vier domeinen van digitale geletterdheid.
  • Laat docenten aangeven of ze een workshop willen geven of juist willen volgen. En evt. welk onderwerp.
  • Stel een programma samen op basis van de expertise binnen de school.
  • Wil je toch extra verdieping? Dan kun je altijd nog een externe expert inhuren voor specifieke onderwerpen.

Door te beginnen met de kennis die al in de school aanwezig is, sluit de training beter aan op de dagelijkse praktijk. Vaak werkt leren van collega’s goed, maar een externe trainer kan aanvullend zijn als er specialistische kennis nodig is natuurlijk.


2. Maak informatie over digitale geletterdheid toegankelijk

Zorg voor een centrale plek op bijvoorbeeld SharePoint waar informatie voor docenten beschikbaar is. Denk aan handleidingen, links naar instructievideo’s, lesmateriaal, voorbeelden van andere docenten etc.


3. Stimuleer samenwerking tussen docenten

Leren van je eigen collega’s werkt vaak het goed. Zorg ervoor dat docenten elkaar kunnen helpen en ervaringen kunnen delen.

Manieren om kennisdeling te stimuleren:

  • Intervisiebijeenkomsten – Laat docenten uitdagingen en succesverhalen rondom digitale geletterdheid met elkaar delen. Wat werkt? Waar lopen ze tegenaan? Samen kom je verder.
  • Digitaal maatje’-systeem – Koppel minder ervaren docenten aan een collega die al verder is met digitale vaardigheden. Zo kunnen ze laagdrempelig vragen stellen en van elkaar leren.
  • Handige tool in een kwartier – Een korte en praktische uitleg van een digitale tool tijdens een vergadering. Geen lange training, maar meteen toepasbare tips die docenten direct kunnen gebruiken.

Vraag rond binnen het team welke docenten al ervaring hebben met digitale geletterdheid en bereid zijn om collega’s te helpen. Of zie onderdeel 1, maken van een vragenlijst over digitale geletterdheid docenten.


4. Neem digitale geletterdheid op in het schoolbeleid

Docenten ondersteunen is een belangrijke eerste stap, maar uiteindelijk moet digitale geletterdheid ook een structurele plek krijgen binnen de school. Dit betekent dat het terugkomt in de visie, het curriculum en de dagelijkse praktijk. Hoe je dat aanpakt? Daarover lees je meer in deze blog: Digitale geletterdheid in het schoolbeleid: hoe pak je dat aan?


Begin met kleine stappen

Digitale geletterdheid wordt makkelijker als je het stapsgewijs aanpakt in school. Kleine veranderingen, handige tools en samenwerking maken een groot verschil.

Wil je meer lezen over digitale geletterdheid? Lees ook mijn andere blogs:

Prikkelarm of gezellig? Hoe richt je een klaslokaal in?

Jarenlang hing ik het lokaal waar ik bijna al mijn lessen zat vol met posters, tierelantijntjes en posters van leerlingen. Er stonden overal planten en zelfs de ramen zaten vol stickers. Steeds een nieuw thema: Marvel, Disney, Frozen, Pokemon, Star Wars, kerst, Pasen etc. Het gaf het lokaal een beetje een huiselijke sfeer—niet per se om de leerresultaten te verbeteren, maar gewoon omdat ik het gezellig vond en het er leuk uitzag. In de tijd van de moestuintjes van Albert Heijn had ik zelfs een hele hoek ingericht voor de moestuintjes en ook de vensterbanken stonden vol.

De laatste tijd merk ik dat ik steeds meer neig naar een prikkelarme omgeving voor leerlingen. Niet omdat ik iets tegen versiering heb, maar omdat ik zie dat een rustige ruimte echt helpt bij de concentratie van leerlingen. En eerlijk? Voor mezelf voelt het ook fijner. Ik ben sowieso soms beetje chaotisch, snel afgeleid en raak altijd alles kwijt. Dus voor mij is het eigenlijk ook wel goed om een omgeving met wat meer rust te hebben.

Maar wat werkt nou eigenlijk het beste? Een lokaal vol visuele prikkels of juist een rustige, strakke inrichting?

De voordelen van een gezellig, versierd lokaal

  • Een huiselijke en fijne sfeer waar leerlingen zich welkom voelen.
  • Visuele ondersteuning van de lesstof, zoals tijdlijnen bij geschiedenis.
  • Werk van leerlingen ophangen kan hen trots maken en motiveren.

Waarom een prikkelarm lokaal kan helpen

  • Minder afleiding = meer focus, vooral voor neurodiverse leerlingen.
  • Een rustig lokaal ondersteunt een gestructureerde en overzichtelijke les.
  • Leerlingen kunnen zich beter concentreren op de instructie en opdrachten.

Ik begon me hier pas echt een beetje in te verdiepen toen leerlingen opmerkingen maakten zoals: “Het is hier wel druk.” “Er hangt zoveel dat ik niet weet waar ik moet kijken.” “Ik kan me moeilijk concentreren.” Ook had ik op X een keer een post gelezen van een docent die bewust koos voor een prikkelarm lokaal. (Ik ben alleen vergeten wie dat was en kan het niet meer terugvinden, is twee of drie jaar terug denk ik) Dat zette me aan het denken: hoe beïnvloedt de omgeving eigenlijk het leerproces van leerlingen?

Toen ik mijn lokaal toen geleidelijk wat rustiger maakte, vonden veel leerlingen het fijn. Ze gaven aan dat het soms lastig was om zich te concentreren als het lokaal helemaal vol hing of als er overal spullen in de vensterbank stonden. Maar er waren ook leerlingen die het ‘kaal’ vonden en minder gezellig. “Wat heeft u gedaan mevrouw? Het was hier altijd zo gezellig!” Toch geef ik de voorkeur aan leerresultaten boven gezelligheid: liever een rustige leeromgeving waarin leerlingen zich kunnen focussen dan een druk lokaal vol afleiding en waar leerlingen zich niet misschien durven uit te spreken dat ze er last van hebben.

Toen ik twee/drie jaar geleden het lokaal waar ik zat wat neutraler aan het maken was, heb ik ook leerlingen gesproken die wat minder op de voorgrond staan. Ze gaven aan dat het wel heel gezellig was al die dingetjes, posters en thema’s. Maar dat ze het wel lastig vonden om zich te concentreren.

Wat als je geen eigen lokaal hebt?

Niet iedereen heeft een vast lokaal, bijvoorbeeld als je parttime werkt of gewoon als je pech hebt en door de roostermaker steeds ergens anders wordt neergezet omdat er niet genoeg lokalen voor docenten zijn. Toch kan je wel proberen om een een bepaalde rust en herkenbaarheid in je lessen te houden. Dit kan bijvoorbeeld met:

  • Duidelijke en rustige PowerPoint-dia’s.
  • Een vaste structuur in de les, zodat leerlingen weten wat ze kunnen verwachten.
  • Kleine visuele hulpmiddelen, zoals een overzicht met kernbegrippen dat ik kan meenemen.
  • Of je echt richten op je vak. Bij geschiedenis is het helemaal niet zo raar om bijvoorbeeld een tijdlijn aan de muur te hebben.

De balans vinden

Het hoeft natuurlijk niet óf een prikkelarm lokaal te zijn óf een chaotische ruimte vol posters en overal spulletjes. Een middenweg werkt denk ik het beste: een rustige basis met enkele functionele en sfeervolle elementen. Zelf zou ik tegenwoordig wat meer terughoudend zijn. En minder drukke posters of persoonlijke spullen ophangen, maar een tijdbalk voor geschiedenis of een plantje kan prima. Zo blijft het lokaal overzichtelijk, zonder sfeerloos te worden.

Met bijvoorbeeld kerst vind ik het trouwens wel leuk om wat versiering te hebben. Zolang het niet afleidt en rekening houdt met verschillende leerlingen (knipperende lichtjes is misschien een beetje too much). Een beetje sfeerverlichting of een leuk kerstboompje kan de sfeer net dat beetje extra geven, zonder te overheersen. Of met Pasen een leuke tak met wat eitjes ofzo.
Het belangrijkste is dat je je vooral richt op rekening houden met alle leerlingen. Ze moeten zich veilig voelen en zich kunnen concentreren op de lesstof.

Meer lezen over dit onderwerp?

Paul Kirschner schreef een interessante blog hierover ‘Visueel lawaai’.

Heb jij een vast lokaal? En hoe denk jij over het inrichten van een klaslokaal? Hou je rekening met verschillende leerlingen? Laat het weten in de reacties!

Blog lesobservaties: samen leren en verbeteren

Lesgeven is een dynamisch vak waar je nooit uitgeleerd bent. Elke dag brengt nieuwe situaties, uitdagingen en leermomenten. Eén van de manieren om je lessen te verbeteren is door lesobservaties: kijken bij collega’s en leren van hoe zij hun lessen aanpakken. Het is niet bedoeld als een beoordelingsmoment, maar juist als een kans om inspiratie op te doen en je eigen lessen te verfijnen.

Zelf heb ik door de jaren heen meerdere lesobservaties gedaan en bijgewoond. In deze blog deel ik waarom lesobservaties zo waardevol zijn en hoe je er het meeste uit kunt halen.

Waarom zijn lesobservaties zo nuttig?

Een lesobservatie geeft je een mooie kans om buiten je eigen klaslokaal te kijken en te zien hoe collega’s hun lessen vormgeven. Het kan je helpen om:

  • Nieuwe werkvormen en didactische strategieën te ontdekken – Misschien gebruikt een collega een werkvorm die goed aansluit bij jouw vak of leerlingen. Of je ziet een werkvorm waar je weleens over hebt gelezen, maar nog niet zelf uitgeprobeerd hebt.
  • Beter te begrijpen hoe leerlingen reageren op verschillende aanpakken – Wat werkt goed bij hen en waarom? Of
  • Reflecteren op je eigen lesgeven – Soms besef je pas door een observatie dat je bepaalde gewoontes hebt, omdat je je herkent in wat een collega doet.

Door regelmatig lessen van anderen bij te wonen en daarover in gesprek te gaan, blijf je jezelf ontwikkelen als docent. Bovendien hoef je niet altijd een hele les bij te wonen – je kunt er ook voor kiezen om specifieke onderdelen van een les te observeren, zoals de instructiefase, een samenwerkingsopdracht of de afronding. Of je loopt gewoon even naar binnen, kijkt even en gaat daarna weer verder. Ik denk zelfs dat die korte bezoekjes nog veel waardevoller zijn.

Leren van elkaar: een open en positieve houding

De sleutel tot een succesvolle lesobservatie is een open en nieuwsgierige houding. Het gaat niet om vergelijken of beoordelen of daarna die collega in de wandelgangen of personeelskamer belachelijk maken. Het gaat om samen leren en groeien. Een positieve benadering helpt om het meeste uit een observatie te halen. Dit kan op verschillende manieren:

  • Kies een specifiek aandachtspunt – Denk aan klassenmanagement, differentiatie of het gebruik van activerende werkvormen. Dit maakt de observatie gerichter en effectiever.
  • Ga zonder oordeel de observatie in – Elke docent heeft een eigen stijl. Wat voor de één werkt, past misschien niet bij jou, maar je kunt er altijd iets van leren.
  • Bespreek na afloop wat je hebt gezien – Stel vragen, wissel ideeën uit en denk na over wat jij in jouw lessen kunt toepassen.

Mijn ervaringen met lesobservaties

Door de jaren heen heb ik verschillende collega’s geobserveerd en zelf ook lesbezoeken gehad. Soms leverde dat direct toepasbare ideeën op, soms leerde ik juist door het contrast met mijn eigen manier van lesgeven. Eén van de dingen die me is bijgebleven, is bijvoorbeeld hoe de opstelling van het lokaal invloed kan hebben op de lesdynamiek. Een collega had bijvoorbeeld een U-vormige opstelling, waarbij leerlingen tijdens uitleg in een kring zaten en daarna draaiden leerlingen zich om en gingen ze aan het werk. In het midden stond dan een begeleidingstafel. Dit zorgde voor meer betrokkenheid en interactie. Ook schoof de collega met de leerlingen de tafels in de opstelling en daarna weer terug. Terwijl ik eerst dacht: ja, leuk zo’n opstelling dat zou ik ook wel willen als ik een vast lokaal had. Maar om het iedere keer weer terug te moeten zetten en dan weer haasten naar het volgende lokaal, daar word ik al moe van als ik er alleen al aan moet denken. Maar eigenlijk deed hij op zo’n manier dat er makkelijk uitzag, ook al heeft het wel wat voorbereiding nodig en routines die je vaker moet oefenen.

Ook zag ik eens een handige manier om met LessonUp om te gaan. Ik gebruikte LessonUp al jaren en die andere collega ook. Maar hij deed iets anders wat superhandig was: leerlingen draaiden hun laptops om als ze klaar waren met een opdracht, zodat ze niet verder afgeleid raakten en de docent ging dan weer verder met de opdracht. Als er dan een toetsingsvraag kwam draaiden leerlingen de laptop weer om en maakten de vraag. Zo stom, daar had ik eigenlijk niet over nagedacht. Dit soort kleine, praktische tips kunnen best een groot effect hebben in je lespraktijk.

Ook was ik wel bij beginnende docenten in de les en wat ik daar heel mooi vind om te zien is het enthousiasme voor het vak.

Ook in mijn eigen lessen heb ik natuurlijk lesbezoeken gehad. Toen ik nog maar net begonnen was met lesgeven kwam de rector op lesbezoek. De leerlingen waren opeens muisstil, terwijl het normaal altijd een drukke en dynamische klas was. Niemand durfde iets te zeggen of te reageren tijdens het onderwijsleergesprek. Ook gingen ze direct aan het werk na de uitleg en had iedereen meteen z’n spullen op tafel. Het voelde heel raar om op zo’n manier les te geven in een normaal gesproken dynamische klas. Het was net of ik lesgaf in een lokaal zonder leerlingen. De leerlingen dachten waarschijnlijk: ojee, de rector is er vandaag. Laat ik me maar even gedragen. Daarna had ik een heel leuk gesprek met die collega en hebben we er ook om kunnen lachen. Later met de klas ook.

In het begin vond ik lesobservaties wel heel spannend, maar dat kwam ook omdat je dan vaak beoordeeld werd. Er kwam bijna nooit iemand kijken in de les, behalve bij een beoordeling of als de inspectie er was. Het was toen nog niet zo gebruikelijk om bij elkaar in de lessen te kijken.

Lesobservaties in de praktijk: hoe pak je het aan?

Wil jij zelf een lesobservatie doen of laten doen? Hier zijn een paar praktische tips:

  • Spreek van tevoren een focus af – Wil je letten op interactie, instructie, activerende werkvormen? Door een helder doel te stellen, haal je er meer uit.
  • Maak aantekeningen, maar kijk vooral goed rond – Hoe is de sfeer in de klas? Wat doet de docent om structuur te houden?
  • Plan een kort nagesprek – Bespreek wat je hebt gezien en wat je meeneemt. Dit kan een eye-opener zijn voor zowel de observator als de geobserveerde.
  • Blijf in gesprek met collega’s – Het echte leren zit vaak in de gesprekken die na de observatie plaatsvinden. Heel belangrijk om niet te oordelen of in te vullen hoe de collega iets zou moeten doen volgens jou. Ga positief het gesprek aan en focus op samen leren.
  • Focus op een specifiek lesonderdeel – Je hoeft niet per se een hele les bij te wonen; kijk bijvoorbeeld alleen naar de opening, instructie of evaluatie.

Conclusie: blijf leren van elkaar

Lesobservaties zijn geen beoordeling, maar een waardevolle kans om van elkaar te leren. Door regelmatig bij collega’s te kijken en open te staan voor nieuwe inzichten, kun je je eigen lespraktijk blijven verbeteren. Het is een eenvoudige, maar effectieve manier om geïnspireerd te raken en je lessen steeds sterker te maken.

Dus: nodig een collega uit om eens bij jou te kijken of plan zelf een observatie in.

Heb jij wel eens een lesobservatie gedaan? Wat heb je ervan geleerd? Laat het me weten in de reacties!

Leren voor de toetsweek: prioriteitenmatrix

De toetsweek komt eraan en veel leerlingen hebben moeite met het plannen van hun studietaken. Waar begin je? Wat is écht belangrijk? Als mentor of ouder kun je je leerling of kind helpen om meer overzicht en rust te creëren met de prioriteitenmatrix. Dit is een handige methode om taken te verdelen op basis van urgentie en belangrijkheid. In deze blog leg ik uit hoe je deze methode eenvoudig inzet en kun je gratis het werkblad prioriteitenmatrix en het werkblad planning toetsweek downloaden om direct aan de slag te gaan.

Wat is de prioriteitenmatrix?

De methode is gebaseerd op het model van Eisenhower en verder ontwikkeld door Covey. De prioriteitenmatrix helpt leerlingen om hun taken in vier categorieën te plaatsen:

  1. Belangrijk & dringend – Moet nu gebeuren (bijvoorbeeld: leren voor een toets morgen).
  2. Belangrijk & niet dringend – Kan later ingepland worden (bijvoorbeeld: een samenvatting maken voor een toets over een week).
  3. Niet belangrijk & dringend – Moet snel, maar is minder belangrijk (bijvoorbeeld: een korte huiswerkopdracht).
  4. Niet belangrijk & niet dringend – Mag wachten of hoeft niet (bijvoorbeeld: social media checken).

Door taken op deze manier in te delen, krijgen leerlingen inzicht in wat prioriteit heeft en wat uitgesteld of weggelaten kan worden.

Hoe begeleid je je leerling of kind met de prioriteitenmatrix?

1. Uitleg van de prioriteitenmatrix

  • Bespreek wat de matrix is en waarom het helpt.
  • Geef herkenbare voorbeelden van taken in de vier categorieën.

2. Opstellen van een takenlijst

  • Laat de leerling alle aankomende toetsen en taken opschrijven, zoals:
    • Samenvattingen maken;
    • Flashcards maken;
    • Oefentoetsen maken;
    • Instructievideo’s bekijken;
    • Leerladder gebruiken.

3. Invullen van de prioriteitenmatrix

  • Geef een werkblad (zie download onderaan blog) of laat de leerling zelf een matrix tekenen.
  • Begeleid bij het indelen van de taken in de vier kwadranten.
  • Help bij twijfel en bespreek waarom bepaalde keuzes handig zijn.

4. Plannen van de toetsweek

  • Laat de leerling een planning maken op basis van de ingevulde matrix.
  • Gebruik hiervoor een apart werkblad voor de planning.
  • Als ze een agenda gebruiken, laat ze het daarin overnemen.

Tip: Geen tijd om alles in één keer te doen? Splits het op in twee momenten: eerst de matrix, dan de planning.

5. Afronding en reflectie (5 minuten)

  • Bespreek hoe de leerling het invullen vond.
  • Vraag wat ze lastig vonden en waar ze verbetering zien.
  • Geef aan dat ze dit elke toetsweek kunnen gebruiken.

Waarom werkt deze methode?

  • Meer overzicht: leerlingen zien in één oogopslag wat belangrijk is.
  • Minder stress: de methode voorkomt dat alles op het laatste moment moet. (Mist je op tijd begint met de prioriteitenmatrix natuurlijk)
  • Efficiënter leren: focussen op wat echt belangrijk is.
  • Meer zelfstandigheid: leerlingen leren zelf plannen en prioriteren.

Gratis werkbladen downloaden

Wil je deze methode direct inzetten? Download hier het werkblad prioriteitenmatrix en het werkblad planning toetsweek om je leerling of kind te helpen met voorbereiden van de toetsweek.


Heb jij deze methode al eens geprobeerd? Laat in de reacties weten hoe jouw leerlingen of uw kind dit ervaren heeft!

Digitale geletterdheid opnemen in het schoolbeleid: hoe pak je dat aan?

Digitale geletterdheid wordt een vast onderdeel van het curriculum. Maar hoe zorg je ervoor dat het niet alleen op papier staat, maar ook écht in de praktijk werkt? Dat begint bij een heldere visie en een aanpak die haalbaar is voor docenten en leerlingen.

In deze blog lees je hoe je digitale geletterdheid concreet opneemt in het schoolbeleid.


1. Begin met een gezamenlijke visie

SLO onderscheidt vier domeinen binnen digitale geletterdheid: ICT-basisvaardigheden, mediawijsheid, digitale informatievaardigheden en computational thinking. Maar wat betekent dat voor jullie school?

Gebruik de visiekaart van SLO

Stappen om een visie te formuleren:

  • Bespreek met elkaar: Wat vinden wij belangrijk als het gaat om digitale vaardigheden van leerlingen?
  • Leg de visie vast in concrete doelen: Wat moeten leerlingen kennen en kunnen op het gebied van digitale geletterdheid?
  • Maak de visie praktisch en haalbaar, zodat docenten het kunnen vertalen naar hun eigen lessen.
  • Zorg voor draagvlak: laat docenten en leerlingen input geven. Wat hebben zij nodig? Wat gaat nu al goed en waar liggen de uitdagingen?

Meer informatie over visievorming vind je bij SLO.


2. Waar komt digitale geletterdheid in het curriculum?

Scholen kunnen bepalen hoe ze digitale geletterdheid aanbieden: bijvoorbeeld als een los vak of geïntegreerd binnen bestaande vakken. Beide aanpakken hebben voor- en nadelen.

Digitale geletterdheid – los vak

  • Duidelijke structuur en vaste lestijd.
  • Kan methode aan gekoppeld worden, scheelt veel tijd in plaats van zelf ontwikkelen.
  • Docenten met expertise in digitale geletterdheid kunnen het geven.
  • Nadeel: Het kost lestijd en moet passen binnen het rooster.

Geïntegreerd in bestaande vakken

  • Digitale geletterdheid wordt direct gekoppeld aan vakinhoud.
  • Makkelijker in te passen zonder extra lestijd.
  • Docenten kunnen het toepassen binnen hun eigen vakgebied.
  • Nadeel: Vereist goede samenwerking tussen vaksecties en duidelijke afspraken. Kost tijd om te ontwikkelen.

Waar digitale geletterdheid ook wordt ondergebracht, het moet structureel terugkomen in het onderwijs. Dit zijn een paar voorbeelden van integratie binnen vakken:

  • Geschiedenis en maatschappijleer: Nepnieuws, bronnen beoordelen propaganda en online media.
  • Vakoverstijgend Nederlands, geschiedenis, maatschappijleer: bijvoorbeeld project bronnen beoordelen, nepnieuws en dan presentatie voorbereiden in Canva bijvoorbeeld.
  • Wiskunde: Computational thinking en logisch redeneren.
  • Informatica of technologie: Programmeren en digitale toepassingen.

Wil je hier meer over lezen?


3. Ondersteuning en professionalisering van docenten

Om digitale geletterdheid goed in te bedden, moeten docenten zich zeker voelen over hun eigen digitale vaardigheden. Dit vraagt om structurele ondersteuning, zoals:

  • Intervisiebijeenkomsten – Bespreek uitdagingen en successen rondom digitale geletterdheid.
  • ‘Digitaal maatje’-systeem – Koppel minder ervaren docenten aan collega’s met meer digitale ervaring.
  • Handige tool in een kwartier – Korte, praktische uitleg van een digitale tool tijdens een vergadering.
  • Workshops en trainingen – Over mediawijsheid, zoekstrategieën, nepnieuws en online veiligheid. Onderzoek eerst de expertise binnen de school voordat je externen inhuurt.

Start bijvoorbeeld met een vragenlijst om te peilen hoe vaardig docenten zich voelen op de vier domeinen van digitale geletterdheid.

Wil je meer over dit onderwerp lezen? Lees dan ook mijn blog: docenten ondersteunen bij digitale geletterdheid – hoe pak je dat aan?

Maak een soort overzicht (matrix) per vak waar digitale geletterdheid logisch kan aansluiten en werk samen met vaksecties. Een handig hulpmiddel is een document (matrix) waarin de verschillende vaardigheden staan opgesomd, zodat vaksecties kunnen aangeven wat bij hun vak past. Vanuit dat overzicht kun je ook vakoverstijgende opdrachten of projecten ontwikkelen.

Meer weten over hoe je vakoverstijgend kunt werken met digitale geletterdheid? Lees dan mijn blog over vakoverstijgende projecten en opdrachten met digitale geletterdheid. Hierin lees je hoe je digitale vaardigheden kunt integreren in meerdere vakken en hoe je een project kunt opzetten.


4. Welke middelen zijn nodig?

Wees ook realistisch. Dat betekent dat je niet alleen kijkt naar wat je wilt, maar ook naar wat er praktisch nodig is. Denk aan:

  • Toegang tot hardware en software – Zijn er voldoende apparaten en geschikte programma’s beschikbaar?
  • Een veilige digitale leeromgeving – Hoe zorg je voor veilige wachtwoorden en bewust online gedrag?
  • Lesmateriaal en tools – Hebben de docenten toegang tot (kant-en-klare) lessen en opdrachten over digitale geletterdheid? Of krijgen zij tijd om dit te ontwikkelen? Zo ja, hoeveel?

Het gaat niet om meer technologie, maar om het juiste gebruik ervan. Bij digitale geletterdheid heb je niet per se de nieuwste of meer devices nodig.


Maak digitale geletterdheid structureel en haalbaar

Digitale geletterdheid opnemen in het schoolbeleid hoeft geen enorme opgave te zijn. Probeer stapsgewijs en praktisch werken:

  1. Formuleer een duidelijke visie die past bij jullie school. (visiekaart SLO)
  2. Bepaal of digitale geletterdheid een los vak wordt of geïntegreerd wordt in bestaande vakken. Of bepaal waar je naar toe wil werken.
  3. Zorg voor training en ondersteuning voor docenten (eerst binnen de school, evt. expert extern)
  4. Kijk naar wat er nodig is qua middelen en tools.

Meer weten? Bekijk de richtlijnen van SLO of de materialen van Kennisnet.

Effectieve leerstrategieën: wat werkt?

Leren is meer dan alleen een boek openslaan en hopen dat de stof blijft hangen. Veel leerlingen proberen op het laatste moment alles in hun hoofd te stampen, maar dat is niet de meest effectieve manier. Wil je écht goed leren? Dan heb je strategieën nodig die werken. In deze blog deel ik een aantal leerstrategieën die jou (of je leerlingen) helpen om informatie beter te onthouden en toe te passen.

1. Verspreid leren (spaced practice)

Veel leerlingen maken de fout om in één keer een hele berg stof door te nemen. Vaak doen ze dit ook op het laatste moment, met het idee dat ze het dan misschien beter onthouden. Dit lijkt misschien efficiënt, maar het werkt niet. Wat werkt wel? Regelmatig herhalen! Door de stof te spreiden over meerdere dagen of weken, blijft het beter hangen. Plan daarom leerblokken in en herhaal de stof met tussenpozen.

2. Actief ophalen (retrieval practice)

In plaats van alleen maar te lezen of markeren van stukjes leerstof, is het veel effectiever om jezelf te testen. Dit dwingt je om actief na te denken over de stof. Maak bijvoorbeeld oefenvragen, laat iemand je overhoren of schrijf op wat je nog weet zonder je boek erbij te pakken. Hoe vaker je oefent met ophalen, hoe beter de stof blijft hangen.

3. Uitleggen aan anderen (elaboratie)

Als je iets aan een ander kunt uitleggen, begrijp je het zelf ook beter. Door iets in je eigen woorden uit te leggen, moet je actief nadenken over de stof en maak je verbanden. Probeer het eens: leg een ingewikkeld begrip uit aan een klasgenoot, iemand thuis of zelfs gewoon aan jezelf.

4. Afwisseling in oefening (interleaving)

Veel leerlingen oefenen per onderwerp, maar het is juist effectiever om onderwerpen af te wisselen. Dit helpt je om beter te schakelen tussen verschillende soorten informatie. Hierdoor wordt je brein flexibeler en kun je de stof beter toepassen in nieuwe situaties.

5. Concrete voorbeelden gebruiken

Abstracte theorieën blijven lastig te onthouden. Een oplossing? Koppel de informatie aan concrete voorbeelden. Dit maakt de stof niet alleen begrijpelijker, maar ook beter om te onthouden.

6. Dual coding

Beeld en tekst combineren werkt beter dan alleen maar tekst. Denk aan schema’s, mindmaps of simpele tekeningen bij de stof. Ons brein verwerkt visuele informatie sneller en efficiënter, waardoor je de leerstof beter onthoudt. Een goede tip is om aantekeningen te maken met kleine schetsen of diagrammen erbij.

7. Begrijpend leren – verbanden leggen

Stampen van lesstof lijkt op de korte termijn te helpen, maar zorgt er niet voor dat je de lesstof beter begrijpt. Probeer daarom verbanden te leggen tussen verschillende onderwerpen, te bedenken hoe de stof in de praktijk werkt en waarom het relevant is. Hoe beter je de betekenis van iets begrijpt, hoe langer het blijft hangen.

Hoe pas je deze strategieën toe?

Wil je deze leerstrategieën effectief inzetten? Hier zijn een paar praktische tips:

  • Maak een studieschema waarin je de stof verspreid over meerdere dagen.
  • Gebruik flashcards of maak oefenvragen om actief op te halen wat je geleerd hebt.
  • Vertel aan iemand anders wat je geleerd hebt, alsof je de docent bent.
  • Wissel af tussen verschillende soorten oefeningen en vakken.
  • Zoek of maak visuele hulpmiddelen, zoals schema’s of tekeningen.

Met deze aanpak wordt leren niet alleen effectiever, maar ook leuker en minder stressvol. Probeer ze uit en ontdek wat voor jou (of je leerlingen) het beste werkt!

Voorbeeld in de klas

Toen we in de klas het onderwerp standenmaatschappij bijvoorbeeld behandelden, merkte ik dat sommige leerlingen het lastig vonden om de verschillen tussen de drie standen te onthouden.

Daarom combineerden we tekst en beeld: we maakten samen een piramide met symbolen en kleuren om de standen (geestelijkheid, adel en derde stand) weer te geven. Vervolgens liet ik de leerlingen een eigen strip maken waarin ze de privileges en plichten van elke stand in beeld en korte zinnen uitlegden. Door de visuele koppeling werd het makkelijker voor leerlingen om de stof te onthouden.

Download het gratis werkblad over een tekening maken van de standenmaatschappij hier.

Wil je meer tips over effectief leren? Houd mijn website in de gaten voor meer praktische onderwijsartikelen!