Opdracht – vergelijk het dagelijks leven vroeger en nu

Hoe zag het dagelijks leven er vroeger uit? Wat is er in de afgelopen decennia veranderd en wat is juist hetzelfde gebleven?

Met deze interview onderzoeken leerlingen hoe mensen vroeger leefden door iemand te interviewen die ouder is dan 50 jaar. Ze stellen bijvoorbeeld vragen over school, vrije tijd, technologie en het huishouden en vergelijken de antwoorden met hun eigen leven.

Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.

Doelgroep: vmbo onderbouw mens & maatschappij, burgerschap, Nederlands. Het is een mooi idee om hier een vakoverstijgende opdracht van te maken.


De opdracht: interview over het dagelijks leven vroeger en nu

Leerlingen interviewen een volwassene over hoe het dagelijks leven eruitzag toen zij jong waren. Daarna schrijven ze een kort verslag waarin ze de verschillen en overeenkomsten met nu beschrijven.

De opdracht bestaat uit:

  • Een interview met minimaal twaalf vragen.
  • Een vergelijking tussen vroeger en nu.
  • Een kort verslag over de opvallendste verschillen.

Hoe werkt de opdracht?

Stap 1: Interviewvragen voorbereiden
Leerlingen bedenken en noteren vragen. Ze stellen zowel gesloten vragen (ja/nee-antwoorden) als open vragen (uitgebreide antwoorden).

Voorbeelden van vragen:

  • Had u als kind een televisie in uw slaapkamer?
  • Hoe maakte u afspraken zonder mobiele telefoon?
  • Wat vond u vroeger luxe, maar is nu heel normaal?

Stap 2: Het interview afnemen
Leerlingen kiezen iemand die ouder is dan 50 jaar, zoals een familielid, buur of docent, en noteren de antwoorden.

Stap 3: Vergelijking maken
Ze kijken naar wat er hetzelfde is gebleven en wat er is veranderd.

Voorbeelden van veranderingen:

  • Geen internet → nu altijd bereikbaar.
  • Spelen op straat → nu vaker gamen en social media.
  • Geen pinpas → contant betalen in de winkel. etc.

Stap 4: Schrijf een kort verslag
In ongeveer 150-200 woorden beschrijven ze de opvallendste verschillen en overeenkomsten.

Opbouw:
Inleiding – Wie hebben de leerlingen geïnterviewd en waar ging het interview over?
Middenstuk – Wat zijn de grootste verschillen en overeenkomsten?
Slot – Wat vonden leerlingen het meest opvallend en welke verandering vinden ze het belangrijkst?

Tip: Laat leerlingen hun bevindingen klassikaal delen en vergelijken. Zo ontstaat een breder beeld van hoe het dagelijks leven is veranderd. Of deel er een aantal en laat bijvoorbeeld het namenwiel of beurtstokjes bepalen wie het voor de klas doet.

Download het gratis werkblad met de opdracht

Wil je deze opdracht inzetten in je les? Download het werkblad gratis en probeer het uit!

Hoe ging dat vroeger?

Artikel van mijn opa en oma uit de Texelse Courant 2006.

Mentorles: quiz over schoolregels

Hoe zorg je ervoor dat leerlingen de schoolregels goed kennen zonder dat het een saaie opsomming wordt? Met een quiz maak je het leerzaam én interactief!

In deze mentorles testen leerlingen hun kennis van de schoolregels in een quiz. Door de antwoorden samen te bespreken, vertel je niet alleen wat de regels zijn, maar ook bijvoorbeeld waarom ze belangrijk zijn.

Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.


De opdracht: een quiz over de schoolregels

Als mentor stel je eerst een quiz samen met 10 tot 15 vragen over de schoolregels. Denk aan vragen zoals:
✔ Wat moet je doen als je te laat bent?
✔ Mag je je laptop gebruiken in de les?
✔ Wat gebeurt er als je spijbelt?
✔ Hoe meld je je ziek?


Hoe zet je deze les in je klas in?

Stap 1: Kies de quizvorm
Je kunt de quiz op verschillende manieren uitvoeren:

  • Digitaal → via Kahoot, Quizizz, LessonUp of bijvoorbeeld Socrative.
  • Op papier → een werkblad met vragen die leerlingen individueel of in duo’s invullen.
  • PowerPoint → vragen klassikaal tonen, antwoorden opschrijven.

Stap 2: Introductie (5 minuten)
Leg uit waarom jullie de quiz doen. Probeer het een beetje luchtig en positief te houden, zodat het geen suffe les over regels wordt.

Stap 3: De quiz spelen (20-25 minuten)
Laat de leerlingen individueel of in teams de vragen beantwoorden. Maak er eventueel een wedstrijdje van met een kleine beloning.

Stap 4: Bespreek de antwoorden (15 minuten)
Ga kort in op de vragen die veel fout gingen en stel verdiepende vragen zoals:

  • Waarom denk je dat deze regel er is?
  • Wat zou er gebeuren als deze regel niet bestond?

Stap 5: Afsluiting (5 minuten)
Laat leerlingen kort reflecteren op de quiz. Dit kan bijvoorbeeld klassikaal, met post-its of wisbordjes.

Voorbeeldvragen:

  • Welke regels waren verrassend of zijn nog onduidelijk?
  • Wat heb je geleerd over de schoolregels?

Tip: laat leerlingen zelf ook een paar quizvragen bedenken.

Wil je deze opdracht inzetten in je mentorles? Download het werkblad gratis en probeer het uit!

Plannen voor leerlingen: een simpel werkblad om overzicht te houden

Veel leerlingen vinden het lastig om hun schoolwerk goed te plannen. Wanneer moet iets af zijn? Hoe verdeel je taken over de week?

Met dit werkblad krijgen leerlingen grip op hun schoolwerk. Ze vullen per vak in wat ze moeten doen, wanneer het af moet zijn en wanneer ze eraan gaan werken. Zo maken leerlingen een realistische planning en voorkomen ze hopelijk last-minute stress.

Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.


De opdracht: een planning maken voor twee weken

Leerlingen maken een planning waarin ze:

  • Per vak opschrijven wat ze moeten doen en wanneer het af moet zijn.
  • Een dagelijkse planning invullen: wat doen ze op welke dag?
  • Bepalen wanneer en hoe laat ze aan hun schoolwerk gaan werken.

Hoe zet je deze opdracht in je les in?

Stap 1 – Overzicht maken
Leerlingen vullen per vak in wat ze moeten doen en wanneer het af moet zijn.

Stap 2 – Planning invullen
Ze verdelen hun taken over twee weken en schrijven op op welke dag en hoe laat ze aan hun schoolwerk gaan werken.

Stap 3 – Check en aanpassen
Laat leerlingen kijken of hun planning realistisch is. Zijn er dagen waarop alles zich opstapelt? Kan het beter verdeeld worden?

Laat leerlingen aan het eind van de week reflecteren op hun planning. Wat ging goed? Wat kan beter?


Voordelen van deze opdracht

  • Structuur en overzicht → leerlingen zien wat ze moeten doen en wanneer.
  • Tijdmanagement oefenen → ze leren hoe ze hun werk kunnen verdelen.
  • Voorkomt uitstelgedrag → door taken op tijd in te plannen, wordt de werkdruk minder.

Laat leerlingen aan het eind van de week reflecteren op hun planning. Wat ging goed? Wat kan beter?

Download het werkblad

Werkblad: laat leerlingen zelf toetsvragen maken

Deze werkvorm zou je goed kunnen inzetten om leerlingen voor te bereiden op een toets. Een oefentoets maken, nakijken en bespreken is ook altijd een goed idee. Maar deze opdracht is ook een manier om leerlingen actiever met de leerstof bezig te laten zijn en kritisch te kijken naar wat er nu belangrijk is om te leren.

Met deze opdracht bedenken leerlingen 15 toetsvragen over de stof. Hierdoor moeten ze de belangrijkste informatie herkennen, hun kennis toepassen en bedenken hoe vragen op een toets gesteld kunnen worden. Dus ze moeten ook onderscheid kunnen maken tussen hoofd- en bijzaken.

Onderaan deze blog kun je het werkblad voor deze opdracht gratis downloaden.


De opdracht: maak je eigen toetsvragen

Leerlingen maken 15 vragen over het onderwerp van de toets. Ze oefenen hiermee niet alleen de leerstof, maar ontwikkelen ook beter inzicht in hoofd- en bijzaken.

Wat gaan de leerlingen doen?

  • 5 open vragen maken.
  • 5 waar/niet waar-vragen bedenken.
  • 5 meerkeuzevragen formuleren.
  • De vragen uitwisselen met een klasgenoot en elkaars toets maken.
  • Reflecteren op de opdracht.

Hoofd- en bijzaken onderscheiden

Hier begin je de les mee. Je zou voorbeelden kunnen maken met onderdelen van de leerstof van je eigen vak.

Hoofdzaken

  • Dit zijn de belangrijkste dingen in een tekst. Als je maar één ding mag onthouden van de tekst, is het een hoofdzaak.

Bijzaken

  • Dit zijn extra dingen die in de tekst staan. Ze maken het verhaal leuker of geven meer details, maar zijn niet het belangrijkste. Als je de bijzaken weglaat, begrijp je de tekst nog steeds.

Hoe werkt de opdracht?

Stap 1: Leer de stof
Leerlingen lezen hun aantekeningen en het lesboek door. Ze bedenken alvast over welke onderwerpen vragen gesteld zouden kunnen worden.

Stap 2: Maak 5 open vragen
Bij een open vraag moet iemand het antwoord zelf invullen. Voorbeeld:
Wat is het belangrijkste kenmerk van een democratie?

Stap 3: Maak 5 waar/niet waar-vragen
Hierbij schrijven ze een stelling en geven aan of die waar of niet waar is. Voorbeeld:
“In het Romeinse Rijk sprak iedereen dezelfde taal.” (Niet waar)

Stap 4: Maak 5 meerkeuzevragen
Ze bedenken vragen met vier antwoordmogelijkheden, waarvan er één juist is. Voorbeeld:
Wat was de functie van een consul?
A. Soldaat
B. Rechter
C. Hoogste bestuurder <-
D. Gladiator

Stap 5: Wissel de vragen uit en maak elkaars toets
Leerlingen ruilen hun vragen met een klasgenoot en beantwoorden elkaars toets.

Stap 6: Reflectie
Leerlingen schrijven kort op:

  • Welke vraag ze het moeilijkst vonden om te maken en waarom.
  • Hoe het ging om elkaars toets te maken.
  • Wat ze van deze opdracht hebben geleerd.

Download het werkblad

Wil je deze opdracht inzetten in je les? Download het werkblad gratis en probeer het uit!

Tijdvak 2 – Het leven in Rome – Historisch interview

Hoe leefden de mensen in het oude Rome? Wat was het verschil tussen een rijke Romein en een slaaf? In deze opdracht kruipen leerlingen in de huid van een Romein en ontdekken ze het verleden door elkaar te interviewen.

Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.


De opdracht: interview een Romein

Leerlingen werken in tweetallen en interviewen elkaar over het leven in het oude Rome. Eén leerling speelt een Romein en de ander stelt vragen. Daarna wisselen ze van rol.

Wat gaan ze doen?
Een personage kiezen – Word je een rijke Romein, een slaaf, een soldaat of een gladiator?
Vragen bedenken – Minimaal vijf open vragen over het leven in Rome.
Interview houden – De interviewer stelt vragen, de Romein geeft antwoord.
Van rol wisselen – Nu wordt de interviewer de Romein en andersom.
Een interessante vraag en antwoord delen met de klas.


Hoe werkt de opdracht?

Let op: dit is een beknopte versie van de opdracht. Onderaan deze blog kan je het werkblad downloaden.

Stap 1 – Kies een personage
Leerlingen kiezen wie ze willen spelen:

  • Rijke Romein
  • Arme Romein
  • Slaaf
  • Soldaat
  • Gladiator

Stap 2 – Bedenk vragen
Elke leerling bedenkt minimaal vijf open vragen die ze aan hun Romeinse personage willen stellen.

Voorbeelden:

  • Wat doe je op een gewone dag?
  • Hoe ziet je huis eruit?
  • Wat is leuk aan jouw leven in Rome?
  • Wat is moeilijk aan jouw leven?

Stap 3 – Interview elkaar
Eén leerling is de interviewer en de ander speelt de Romein. De interviewer stelt de vragen en de Romein geeft antwoord alsof hij of zij echt in het oude Rome leeft.

Stap 4 – Wissel van rol
Nu wisselen ze van rol en wordt de interviewer de Romein.

Stap 5 – Afronding
Elk tweetal kiest één vraag en antwoord dat ze willen delen met de klas.

Download het werkblad met de opdracht

Tijdvak 4 – mini-werkstuk maken over de tijd van steden en staten

Met deze opdracht verdiepen leerlingen zich in een onderwerp uit de tijd van steden en staten (1000-1500) en leren ze stap voor stap hoe ze een werkstuk opbouwen.

Deze opdracht is ook goed te combineren met Nederlands als vakoverstijgende opdracht.

Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.


De opdracht: een mini-werkstuk over tijdvak 4

Leerlingen kiezen een onderwerp uit de middeleeuwen en werken dit uit in een kort, gestructureerd werkstuk.

Leerlingen werken stapsgewijs aan:

  • Informatie verzamelen over een zelfgekozen onderwerp.
  • Een voorblad en inhoudsopgave maken.
  • Drie hoofdstukken schrijven over hun onderwerp.
  • Een conclusie en bronvermelding toevoegen.

Hoe werkt de opdracht?

Let op: dit is een beknopte versie van de opdracht. Onderaan deze blog kun je het werkblad downloaden.

Stap 1: Kies een onderwerp
Leerlingen kiezen één van deze onderwerpen:

  • Ambachten en gilden in de middeleeuwen
  • Floris V
  • Hanzesteden
  • Kruistochten

Stap 2: Verzamel informatie
Leerlingen zoeken betrouwbare informatie in boeken en online. Ze noteren de belangrijkste feiten en verzamelen afbeeldingen die bij hun onderwerp passen.

Stap 3: Werk aan het voorblad
Hierop zetten leerlingen:

  • De titel van hun werkstuk.
  • Hun naam en klas.
  • De datum.
  • Een afbeelding die past bij het onderwerp.

Stap 4: Maak een inhoudsopgave
Hierin schrijven leerlingen alle onderdelen van het werkstuk met paginanummers.

Stap 5: Schrijf een kort voorwoord
In een paar zinnen vertellen leerlingen:

  • Waarom ze voor dit onderwerp hebben gekozen.
  • Wat ze ervan verwachten te leren.
  • Hoe ze te werk gaan.

Stap 6: Schrijf drie hoofdstukken
Verdeel je onderwerp in drie delen. Elk deel wordt een hoofdstuk. Bijvoorbeeld:

  • Hoofdstuk 1: Inleiding onderwerp.
  • Hoofdstuk 2: Meer informatie over het onderwerp, bijvoorbeeld belangrijke feiten of gebeurtenissen.
  • Hoofdstuk 3: Interessante details, bijvoorbeeld iets verrassends of iets dat minder
    mensen weten over het onderwerp.

Bij elk hoofdstuk voegen leerlingen minimaal één afbeelding toe.

Stap 7: Schrijf een conclusie
Hierin geven leerlingen kort aan:

  • Wat ze hebben geleerd.
  • Wat ze het interessantst vonden.
  • Hoe het maken van het werkstuk ging.

Stap 8: Maak een bronvermelding
Leerlingen maken een bronvermelding waarin ze vermelden welke boeken of websites ze hebben gebruikt.

Stap 9: Controle en inleveren
Met de checklist controleren leerlingen of alles compleet is en leveren het werkstuk in.

Download het werkblad voor het mini-werkstuk tijdvak 4

Leven in een landbouwsamenleving: een creatieve schrijfopdracht

Hoe zag het leven eruit in de tijd van de eerste boeren? Wat deden mensen de hele dag? Hoe kwamen ze aan eten en hoe woonden ze?

Met deze schrijfopdracht onderzoeken leerlingen het leven van iemand uit een landbouwsamenleving en beschrijven ze een dag uit hun leven.

Deze opdracht is ook goed te combineren met Nederlands als vakoverstijgende opdracht.

Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.


De opdracht: schrijf een dagboekfragment als boer tijdens de landbouwsamenleving

Leerlingen kruipen in de huid van een bewoner van een landbouwsamenleving en schrijven een kort dagboekfragment. Zo ontdekken ze hoe mensen vroeger leefden en hoe hun dagen eruitzagen.

Wat gaan ze doen?

  • Terug in de tijd – bedenken hoe hun leven eruit zou zien als boer.
  • Een dagboekfragment schrijven – een dag uit het leven van een boer beschrijven.
  • Uitwisselen en vergelijken – elkaars verhalen lezen en bespreken.
  • Klassikaal reflecteren – hoe verschilt het leven toen van nu?

Leerdoel: 
De leerling kan uitleggen wat een landbouwsamenleving is en hoe de mensen leefden in zo’n samenleving. 

Hoe werkt de opdracht?

Stap 1: Stel je voor
Leerlingen denken na over hoe hun leven eruit zou zien in een landbouwsamenleving.

  • Hoe zou je dag eruitzien? 
  • Wat zou je moeten doen om aan eten te komen? 
  • Waar zou je wonen? En hoe zou je huis eruitzien? 
  • Wat doen de andere mensen in je dorp?  

Stap 2: Schrijf een dagboekfragment
Ze schrijven een halve tot een hele A4-pagina over een dag in hun leven als boer.

Voorbeelden van vragen die ze kunnen beantwoorden:

  • Wat doe je als je wakker wordt?
  • Hoe ziet je werkdag eruit?
  • Wat eet je en hoe kom je eraan?
  • Wat doen de mensen om je heen?

🔹 Stap 3: Uitwisselen en vergelijken
Leerlingen wisselen dagboekfragmenten uit met elkaar en bespreken de overeenkomsten en verschillen.

🔹 Stap 4: Klassikale bespreking
De docent vraagt een paar leerlingen om hun dagboekfragment voor te lezen (bijvoorbeeld met beurtstokje of namenrad). Daarna volgt een kort gesprek over:

  • Hoe het leven in een landbouwsamenleving verschilde van nu.
  • Waarom mensen op het land werkten om te overleven.

Download het gratis werkblad met de opdracht

Tijdvak 8 – Van boer naar fabrieksarbeider

Hoe veranderde het leven van mensen tijdens de industriële revolutie? Waarom lieten boeren het platteland achter om in de stad te gaan werken?

In deze schrijfopdracht schrijven leerlingen een verhaal over een boer die zijn werk op het platteland opgeeft en als fabrieksarbeider aan de slag gaat.

Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.

Deze opdracht is ook goed te combineren met Nederlands als vakoverstijgende opdracht.


De opdracht: schrijf een verhaal over de industriële revolutie

Leerlingen schrijven een kort verhaal waarin een boer de overstap maakt van het platteland naar de stad.

Wat moeten de leerlingen doen?

  • Een verhaal schrijven – In drie delen: het leven op de boerderij, de verhuizing naar de stad en het werken in de fabriek.
  • Inleven in de geschiedenis – Hoe voelde het om alles achter te laten?
  • Reflecteren op verandering – Was het nieuwe leven echt beter?

Hoe werkt de opdracht?

Stap 1: Voorbereiding
Voordat ze beginnen, maken leerlingen een kladversie. Ze schrijven steekwoorden op en bedenken hoe ze hun verhaal gaan opbouwen.

Stap 2: Schrijf een verhaal in drie delen

  1. Het leven op de boerderij
    Leerlingen beschrijven hoe de boer leefde voordat hij naar de stad vertrok:
  • Wat voor werk doet hij?
  • Hoe ziet een werkdag eruit?
  • Wat vindt hij fijn aan het platteland?
  • Waarom is het werk zwaar of lastig?

2. De grote verandering
De boer besluit te verhuizen naar de stad.

  • Wat hoort hij over de fabrieken in de stad?
  • Waarom maakt hij deze keuze?
  • Hoe voelt hij zich hierover?

3. Het leven in de stad
Hij gaat werken in een fabriek.

  • Wat voor werk doet hij nu?
  • Hoe ziet zijn werkdag eruit?
  • Wat mist hij van het platteland?
  • Wat vindt hij minder fijn aan het werk in de fabriek?

Stap 3: Titel en afronden
Leerlingen bedenken een titel die past bij hun verhaal.

Tip: schrijf zelf ook een verhaal!

Doe zelf ook mee! Je verhaal kan je bijvoorbeeld gebruiken als introductie, inspiratie en extra lesmateriaal voor andere klassen.

Download het gratis werkblad met de opdracht

Mens en maatschappij: Leefbaarheid onderzoeken met Google Maps

Hoe leefbaar is een wijk? Wat maakt de ene buurt fijner om in te wonen dan de andere? In deze opdracht onderzoeken leerlingen voor aardrijkskunde en Mens & Maatschappij de leefbaarheid van stadsdelen met Google Maps Street View.

Onderaan deze blog kun je het bijbehorende werkblad downloaden.

Doelgroep: vmbo onderbouw aardrijkskunde of mens & maatschappij.


Over de opdracht

Met deze opdracht maken leerlingen een digitale stadswandeling. Ze kiezen drie verschillende wijken en analyseren de leefbaarheid aan de hand van factoren zoals:

  • Groen & parken – Hoeveel natuur is er in de wijk?
  • Voorzieningen – Zijn er scholen, winkels, sportvelden?
  • Verkeersdrukte – Hoe zit het met wegen, fietsen, OV?
  • Woningtypen & onderhoud – Ziet de wijk er verzorgd uit?

Daarna vergelijken ze de wijken en bepalen ze welke het meest leefbaar is.


Lesideeën: Hoe zet je deze opdracht in?

  1. Koppel het aan een actuele stad
    Laat leerlingen werken met wijken uit een stad die ze kennen, zoals Amsterdam, Rotterdam of hun eigen woonplaats.
  2. Koppel het aan sociaal-economische verschillen
    Laat leerlingen een dure wijk, een nieuwbouwwijk en een oudere arbeiderswijk vergelijken. Hoe verschillen deze in leefbaarheid?

Afronden: Hoe sluit je de opdracht af?

  1. Klassikale discussie
    Laat leerlingen uitleggen welke wijk volgens hen het meest leefbaar is en waarom. Zijn er grote meningsverschillen?
  2. Stemronde
    Laat de klas stemmen: in welke wijk zouden ze liever wonen? Bespreek daarna de uitkomsten.
  3. Presentatie
    Laat leerlingen hun bevindingen kort presenteren of pitchen.

Download het werkblad

Het werkblad is gratis te downloaden en direct te gebruiken in de klas.

Heb je deze opdracht geprobeerd? Laat me weten hoe het ging en stuur me een berichtje of reageer onderaan deze blog.

Zoek je meer lesmateriaal? Kijk bij lesmateriaal aardrijkskunde of lesmateriaal mens & maatschappij.

Tijdvak 8: maak een poster over het Kinderwetje van Van Houten

Met deze opdracht gaan je leerlingen creatief aan de slag en leren ze meer over het Kinderwetje van Van Houten uit 1874. Ze maken een informatieve poster en leren meteen over kinderarbeid in de 19e eeuw.

Doelgroep: vmbo onderbouw geschiedenis of mens & maatschappij.

Leerdoel

Leerlingen kunnen uitleggen wat het Kinderwetje van Van Houten inhield, waarom het werd ingevoerd en hoe het de situatie voor kinderen veranderde.


Hoe werkt de opdracht?

Let op: dit is een beknopte versie van de opdracht. Je kunt de opdracht onderaan deze blog gratis downloaden als werkblad voor je leerlingen.

Wat moeten leerlingen doen?

Leerlingen gaan een informatieve poster maken over het Kinderwetje van Van Houten uit 1874. Het doel van de poster is om mensen te informeren over het Kinderwetje en hen te laten zien waarom deze wet belangrijk is.

Bedenk van tevoren hoe de leerlingen de poster moeten maken: gewoon op papier? Of digitaal in Canva?

Stap 1: Verzamel informatie

Eerst gaan leerlingen informatie verzamelen. Laat ze antwoorden zoeken op de volgende vragen:

  • Wie was Samuel van Houten?
  • Wat voor werk deden kinderen vóór 1874?
  • Waarom was dat werk zo zwaar en gevaarlijk?
  • Wat veranderde er door het Kinderwetje?
  • Waarom waren sommige mensen vóór en anderen juist tegen?
  • Zorgde het Kinderwetje ervoor dat kinderarbeid helemaal verdween? Waarom (niet)?

Tip: Laat leerlingen eerst hun lesboek of aantekeningen gebruiken. Niet direct achter de laptop om info op te zoeken.


Stap 2: Ontwerp de poster

Een goede poster moet de aandacht trekken en de boodschap duidelijk overbrengen. Dit zijn de minimale eisen:

  • Een pakkende titel – Bijvoorbeeld “Stop kinderarbeid!” of “Kinderen horen op school, niet in de fabriek!”
  • Afbeeldingen of tekeningen – Bijvoorbeeld een kind dat werkt in een fabriek vóór het Kinderwetje en een kind dat naar school gaat erna.
  • Een informatieblok – Korte, duidelijke uitleg over het Kinderwetje (3-5 zinnen) en de antwoorden op de vragen uit stap 1.

Stap 3: Maak de poster af

Laat leerlingen hun poster versieren en overzichtelijk maken:

  • Gebruik kleur – Een kleurrijke poster valt meer op.
  • Maak het overzichtelijk – Gebruik duidelijke kopjes en korte teksten.
  • Extra – Denk bijvoorbeeld aan een rand die lijkt op een oude krantenpagina voor extra sfeer.

Stap 4: Laat de posters zien

Nu de posters af zijn, is het tijd om ze te delen. Je kunt dit op verschillende manieren doen:

  • Presentatie in de klas – Laat leerlingen kort uitleggen wat ze op hun poster hebben gezet en waarom. Dit helpt bij het herhalen en verdiepen van de stof.
  • Postergalerij – Hang de posters op in de klas of op de gang en laat leerlingen elkaars werk bekijken. Ze kunnen post-its met feedback of complimenten achterlaten.
  • Pitchronde – Geef leerlingen 30 seconden om hun poster te ‘pitchen’ en de belangrijkste punten uit te lichten.

Ik zou deze opdracht vooral zien als verwerking en praktische opdracht. Misschien iets dat wel verplicht afgerond moet worden, maar er hoeft niet per se een cijfer aan gekoppeld te worden. Als je wel zou willen dat er een cijfer aan wordt gekoppeld zou je op basis van de eisen een rubric kunnen samenstellen.

Download het gratis werkblad


Meer lesideeën of werkbladen?

Wil je meer creatieve of activerende opdrachten voor geschiedenis? Neem een kijkje op mijn website voor nog meer inspiratie!

Heb jij deze opdracht al eens geprobeerd? Laat het me weten in de reacties of stuur een berichtje.