Zoek je een leuke en activerende opdracht voor mens & maatschappij of aardrijkskunde in de onderbouw van het vmbo? Met deze opdracht onderzoeken leerlingen stedelijke problemen en bedenken ze een oplossing. Leerlingen denken na over voorzieningen, overlast en hoe een stad kan groeien.
Doelgroep: vmbo onderbouw mens & maatschappij of aardrijkskunde
Wat gaan leerlingen doen?
Stap 1: Kies een stadsprobleem Leerlingen krijgen een lijst met veelvoorkomende problemen in een stad, zoals te weinig groen, slechte wegen of een tekort aan woningen.
Stap 2: Analyseer de situatie Wat is er precies mis? Welke mensen hebben hier last van?
Stap 3: Bedenk een oplossing Ze verzinnen een manier om het probleem op te lossen. Welke voorzieningen zijn nodig? Wie voert het uit?
Stap 4: Denk na over de gevolgen Werkt hun plan écht? Wat zijn mogelijke nadelen?
Je kunt de opdracht klassikaal bespreken of bijvoorbeeld door leerlingen laten presenteren.
Hoe zet je deze opdracht in?
Als startopdracht bij een hoofdstuk over steden – Zo activeren leerlingen voorkennis.
Als verwerking – Laat ze zelf een oplossing ontwerpen in plaats van alleen theorie lezen.
In groepjes of individueel – Kan allebei! Samenwerken maakt het extra leuk.
Met een presentatie of discussie – Bespreek de ideeën klassikaal en laat leerlingen reageren op elkaars oplossingen.
Tip voor in de klas: Gebruik echte voorbeelden uit hun eigen woonplaats. Laat leerlingen nadenken over verbeteringen in hun eigen omgeving. Je zou ook voorbeelden kunnen verzamelen uit je eigen woonplaats en op die manier de opdracht kunnen aanpassen.
Download het werkblad hier
Ik heb een kant-en-klaar werkblad gemaakt dat je direct kunt gebruiken.
Anne Frank was ongeveer even oud als jouw leerlingen toen ze haar beroemde dagboek schreef. Maar haar leven zag er heel anders uit. Hoe breng je dat dichtbij voor jouw leerlingen in de geschiedenisles? En hoe laat je hen tegelijkertijd reflecteren op hun eigen identiteit?
In deze creatieve opdracht maken leerlingen een collage waarin ze de verschillen én overeenkomsten tussen zichzelf en Anne Frank laten zien.
Door deze opdracht ontdekken leerlingen niet alleen wie Anne Frank was, maar krijgen ze ook inzicht in de impact van de oorlog. Tegelijkertijd reflecteren ze op hun eigen leven ( en privileges) in de huidige tijd.
Doelgroep: vmbo onderbouw geschiedenis, mens & maatschappij en kan ook vakoverstijgend met Nederlands (als ze daar bijvoorbeeld de Graphic Novel lezen).
Waarom zou je deze opdracht doen in de klas?
Persoonlijke betrokkenheid – ze maken een koppeling met hun eigen leven.
Geschiedenis begrijpelijk maken – door vergelijkingen wordt de Tweede Wereldoorlog concreter.
Creatief bezig – leerlingen zijn op een creatieve manier bezig om de lesstof te verwerken.
Wat hebben leerlingen nodig?
Groot vel papier, A3.
Tijdschriften of geprinte plaatjes.
Schaar en lijm.
Stiften, potloden of kleurtjes.
Hoe werkt de opdracht?
Stap 1 – Wie was Anne Frank?
Leerlingen zoeken informatie over Anne Frank: wie was ze, wat schreef ze in haar dagboek, waar hield ze van?
Ze maken aantekeningen en schrijven steekwoorden op.
Stap 2 – Wie ben jij?
Leerlingen denken na over zichzelf: wat zijn hun hobby’s, waar houden ze van, wat vinden ze belangrijk?
Ook dit schrijven ze kort in steekwoorden op.
Stap 3 – Maak een collage
Het papier wordt verdeeld in vier vlakken:
1. Wie was Anne Frank? 2. Wie ben jij? 3. Verschillen tussen jou en Anne Frank 4. Overeenkomsten tussen jou en Anne Frank
Leerlingen vullen de vlakken met plaatjes, tekeningen, woorden en kleuren. Korte tekstjes mogen ook.
Het doel is om creatief te zijn en een visueel beeld te maken van de vergelijking tussen henzelf en Anne Frank.
Download het werkblad en gebruik het direct in je les
Wil je deze opdracht meteen inzetten in je les? Download hier gratis het werkblad.
Zoek je lesmateriaal over de jagers en verzamelaars en de landbouwrevolutie voor je geschiedenisles voor vmbo onderbouw? In deze blog vind je drie opdrachten inclusief gratis werkbladen.
Deze werkbladen zijn geschikt voor vmbo-leerlingen en zijn direct inzetbaar in de klas.
De werkbladen zijn geschikt voor het vak geschiedenis en leergebied mens & maatschappij.
Werkblad 1 – maak een tekening over het leven van de eerste boeren
In deze opdracht gaan leerlingen een tekening maken van een dorp in de tijd van de eerste boeren. Ze doen dit stapsgewijs, eerst informatie zoeken en als laatste stap de tekening maken.
Deze opdracht is meer geschikt voor mens & maatschappij, maar past goed bij tijdvak 1 jagers – verzamelaars en de landbouwrevolutie. Je zou ook samen kunnen werken met een collega aardrijkskunde. Leerlingen gaan op onderzoek uit en zoeken naar informatie over landbouw bij hen in de buurt.
Werkblad 3 – maak een tijdlijn over de landbouwrevolutie
In deze opdracht gaan leerlingen een tijdlijn maken en laten ze stap voor stap zien hoe het leven van de mens veranderde door de landbouwrevolutie. Dit is een opdracht die je ook samen met je lesmethode kan gebruiken. Ik zou zelf leerlingen geen gebruik laten maken van internet, maar dat is natuurlijk je eigen keuze.
Jarenlang hing ik het lokaal waar ik bijna al mijn lessen zat vol met posters, tierelantijntjes en posters van leerlingen. Er stonden overal planten en zelfs de ramen zaten vol stickers. Steeds een nieuw thema: Marvel, Disney, Frozen, Pokemon, Star Wars, kerst, Pasen etc. Het gaf het lokaal een beetje een huiselijke sfeer—niet per se om de leerresultaten te verbeteren, maar gewoon omdat ik het gezellig vond en het er leuk uitzag. In de tijd van de moestuintjes van Albert Heijn had ik zelfs een hele hoek ingericht voor de moestuintjes en ook de vensterbanken stonden vol.
De laatste tijd merk ik dat ik steeds meer neig naar een prikkelarme omgeving voor leerlingen. Niet omdat ik iets tegen versiering heb, maar omdat ik zie dat een rustige ruimte echt helpt bij de concentratie van leerlingen. En eerlijk? Voor mezelf voelt het ook fijner. Ik ben sowieso soms beetje chaotisch, snel afgeleid en raak altijd alles kwijt. Dus voor mij is het eigenlijk ook wel goed om een omgeving met wat meer rust te hebben.
Maar wat werkt nou eigenlijk het beste? Een lokaal vol visuele prikkels of juist een rustige, strakke inrichting?
De voordelen van een gezellig, versierd lokaal
Een huiselijke en fijne sfeer waar leerlingen zich welkom voelen.
Visuele ondersteuning van de lesstof, zoals tijdlijnen bij geschiedenis.
Werk van leerlingen ophangen kan hen trots maken en motiveren.
Waarom een prikkelarm lokaal kan helpen
Minder afleiding = meer focus, vooral voor neurodiverse leerlingen.
Een rustig lokaal ondersteunt een gestructureerde en overzichtelijke les.
Leerlingen kunnen zich beter concentreren op de instructie en opdrachten.
Ik begon me hier pas echt een beetje in te verdiepen toen leerlingen opmerkingen maakten zoals: “Het is hier wel druk.” “Er hangt zoveel dat ik niet weet waar ik moet kijken.” “Ik kan me moeilijk concentreren.” Ook had ik op X een keer een post gelezen van een docent die bewust koos voor een prikkelarm lokaal. (Ik ben alleen vergeten wie dat was en kan het niet meer terugvinden, is twee of drie jaar terug denk ik) Dat zette me aan het denken: hoe beïnvloedt de omgeving eigenlijk het leerproces van leerlingen?
Toen ik mijn lokaal toen geleidelijk wat rustiger maakte, vonden veel leerlingen het fijn. Ze gaven aan dat het soms lastig was om zich te concentreren als het lokaal helemaal vol hing of als er overal spullen in de vensterbank stonden. Maar er waren ook leerlingen die het ‘kaal’ vonden en minder gezellig. “Wat heeft u gedaan mevrouw? Het was hier altijd zo gezellig!” Toch geef ik de voorkeur aan leerresultaten boven gezelligheid: liever een rustige leeromgeving waarin leerlingen zich kunnen focussen dan een druk lokaal vol afleiding en waar leerlingen zich niet misschien durven uit te spreken dat ze er last van hebben.
Toen ik twee/drie jaar geleden het lokaal waar ik zat wat neutraler aan het maken was, heb ik ook leerlingen gesproken die wat minder op de voorgrond staan. Ze gaven aan dat het wel heel gezellig was al die dingetjes, posters en thema’s. Maar dat ze het wel lastig vonden om zich te concentreren.
Wat als je geen eigen lokaal hebt?
Niet iedereen heeft een vast lokaal, bijvoorbeeld als je parttime werkt of gewoon als je pech hebt en door de roostermaker steeds ergens anders wordt neergezet omdat er niet genoeg lokalen voor docenten zijn. Toch kan je wel proberen om een een bepaalde rust en herkenbaarheid in je lessen te houden. Dit kan bijvoorbeeld met:
Duidelijke en rustige PowerPoint-dia’s.
Een vaste structuur in de les, zodat leerlingen weten wat ze kunnen verwachten.
Kleine visuele hulpmiddelen, zoals een overzicht met kernbegrippen dat ik kan meenemen.
Of je echt richten op je vak. Bij geschiedenis is het helemaal niet zo raar om bijvoorbeeld een tijdlijn aan de muur te hebben.
De balans vinden
Het hoeft natuurlijk niet óf een prikkelarm lokaal te zijn óf een chaotische ruimte vol posters en overal spulletjes. Een middenweg werkt denk ik het beste: een rustige basis met enkele functionele en sfeervolle elementen. Zelf zou ik tegenwoordig wat meer terughoudend zijn. En minder drukke posters of persoonlijke spullen ophangen, maar een tijdbalk voor geschiedenis of een plantje kan prima. Zo blijft het lokaal overzichtelijk, zonder sfeerloos te worden.
Met bijvoorbeeld kerst vind ik het trouwens wel leuk om wat versiering te hebben. Zolang het niet afleidt en rekening houdt met verschillende leerlingen (knipperende lichtjes is misschien een beetje too much). Een beetje sfeerverlichting of een leuk kerstboompje kan de sfeer net dat beetje extra geven, zonder te overheersen. Of met Pasen een leuke tak met wat eitjes ofzo. Het belangrijkste is dat je je vooral richt op rekening houden met alle leerlingen. Ze moeten zich veilig voelen en zich kunnen concentreren op de lesstof.
Heb jij een vast lokaal? En hoe denk jij over het inrichten van een klaslokaal? Hou je rekening met verschillende leerlingen? Laat het weten in de reacties!
Zoek je lesmateriaal over de jagers en verzamelaars? In deze blog vind je vier gratis werkbladen die je kunt downloaden en waarmee je leerlingen direct mee aan de slag kunnen tijdens geschiedenis of mens en maatschappij.
Deze werkbladen zijn geschikt voor vmbo-leerlingen onderbouw voor het vak geschiedenis of leergebied mens & maatschappij en zijn direct inzetbaar in de klas.
Werkblad 1 – Maak een strip over Jagers en Verzamelaars
Laat je leerlingen tijdens geschiedenis of mens & maatschappij een strip maken over de jagers en verzamelaars. Zo verwerken ze de stof visueel en creatief, waardoor ze de lesstof beter begrijpen en het beter blijft hangen.
Werkblad 2 – Vergelijking Jagers en Verzamelaars en de Moderne Tijd
Hoe zag het leven van jagers en verzamelaars eruit vergeleken met nu? Dit werkblad laat leerlingen nadenken over wonen, voedsel en technologie, zodat ze historische veranderingen echt begrijpen.
Werkblad 3: Maak een handleiding over de Jagers en Verzamelaars
In deze opdracht maken leerlingen een handleiding met overlevingstips voor iemand die zou leven in de tijd van de jagers en verzamelaars. Het is ook een idee om deze opdracht vakoverstijgend te geven met het vak Nederlands bijvoorbeeld.
Werkblad 4 – Maak een PowerPoint over de Jagers en Verzamelaars
Met dit werkblad maken leerlingen een PowerPoint over de jagers en verzamelaars volgens een vaste structuur. Het is handig om dit begin van het schooljaar te doen, zodat leerlingen ook meteen leren hoe ze een PowerPoint maken en hoe ze dit volgens een vaste opzet doen. Je zou ook samen kunnen werken met het vak Nederlands of dit kunnen koppelen aan digitale geletterdheid.
Feestdagen spelen een grote rol in veel religies. Ze brengen mensen samen en zitten vol tradities en symboliek. Maar hoe zorg je ervoor dat leerlingen wat de overeenkomsten en verschillen zijn tussen wereldgodsdiensten?
In deze blog deel ik een posteropdracht waarin leerlingen zelf onderzoek doen naar feestdagen van vijf grote wereldgodsdiensten en deze op een overzichtelijke manier presenteren.
Onderaan deze blog kun je het werkblad gratis downloaden.
Doelgroep: vmbo onderbouw mens & maatschappij of burgerschap
De opdracht: maak een poster over feestdagen in wereldgodsdiensten
Leerlingen maken een poster waarin ze de feestdagen van de vijf grootste wereldgodsdiensten in beeld brengen:
Christendom;
Islam;
Jodendom;
Hindoeïsme;
Boeddhisme.
Leerlingen gaan onderzoeken:
Welke feestdagen belangrijk zijn binnen elke religie.
Wat er precies gevierd of herdacht wordt.
Hoe deze dagen worden gevierd, inclusief tradities, rituelen en eten.
Daarna vergelijken leerlingen de feestdagen en kijken ze naar overeenkomsten en verschillen.
Hoe zet je deze opdracht in je les in?
Hier een korte versie van de opdracht, je kunt onderaan deze blog de volledige opdracht downloaden.
Stap 1: Zoek informatie Leerlingen verzamelen informatie over feestdagen en schrijven de antwoorden eerst in kladversie op.
Stap 2: Maak vergelijkingen Ze analyseren de verschillen en overeenkomsten tussen de feestdagen van verschillende religies.
Stap 3: Creatieve verwerking Alle informatie wordt verwerkt op een poster. Leerlingen worden aangemoedigd om afbeeldingen, kleuren en symbolen te gebruiken om hun werk visueel aantrekkelijk te maken.
Stap 4: Bespreking en reflectie Laat leerlingen hun posters presenteren of bespreek klassikaal de opvallendste overeenkomsten en verschillen.
Pictionary is een activerende werkvorm die leerlingen uitdaagt om begrippen of bijvoorbeeld historische personen te tekenen en te raden. Zo verwerken ze de lesstof op een actieve manier.
In deze blog leg ik uit hoe je Pictionary kunt inzetten in je les en hoe je het voorbereidt. Scroll naar beneden om het werkblad met de lesbrief gratis te downloaden.
Deze werkvorm is geschikt voor verschillende vakken en niveaus.
Stap 1: Voorbereiding
Kies de begrippen Selecteer 10 tot 15 begrippen. Het hoeven niet per se begrippen te zijn, maar ook bijvoorbeeld namen van historische figuren, geografische locaties of andere relevante begrippen.
Maak kaartjes Schrijf elk begrip op een apart kaartje. Gebruik verschillende kleuren om het niveau van de begrippen aan te geven. (Bijvoorbeeld gekleurd karton van de Action)De kaartjes kunnen gelamineerd worden of op stevig papier geprint, zodat je ze vaker kunt gebruiken.
Verdeel de klas in teams Laat leerlingen in groepjes van 3 of 4 samenwerken, zodat iedereen een beurt krijgt als tekenaar en als raadteam. Je kunt willekeurige groepjes maken met een tool zoals Groepjesmaker.
Stap 2: Zo speel je Pictionary in de klas
Pictionary kun je op verschillende manieren spelen, dit is een manier hoe je het in de klas zou kunnen spelen:
Verdeel de klas in teams Elk team speelt om de beurt als tekenaar.
Introductie (5 minuten) Leg de spelregels uit:
Eén leerling trekt een begrip en tekent dit op het bord.
De rest van de klas probeert het begrip te raden.
Woorden, letters en cijfers zijn niet toegestaan.
De eerste leerling die het juiste antwoord geeft, verdient een punt.
Spelronde (15-20 minuten)
Een team kiest een tekenaar.
De tekenaar trekt een begrip en begint te tekenen.
De klas heeft één minuut om het begrip te raden.
Wissel na elk begrip van tekenaar en team.
Afsluiting en reflectie (5 minuten)
Bespreek welke begrippen lastig waren om te tekenen en waarom.
Vraag bijvoorbeeld leerlingen hoe zij een moeilijk begrip zouden tekenen als ze een tweede kans zouden krijgen.
Tips om Pictionary goed te laten verlopen
Houd de tijd bij met een stopwatch (timer op je mobiel) om het speltempo hoog te houden.
Moedig leerlingen aan om te blijven raden, ook als het niet meteen lukt.
Differentiatie is mogelijk door makkelijke en moeilijke begrippen te combineren.
Overweeg een klein prijsje voor het team met de meeste punten. (Of een privilege bijvoorbeeld)
Sociale media zijn niet meer weg te denken uit het leven van jongeren. Maar hoe ga je als mentor met je leerlingen het gesprek aan over social media zonder dat ze meteen afhaken of dat het belerend overkomt? In deze blog krijg je tips en werkvormen om het gesprek bijvoorbeeld tijdens een mentorles op gang te brengen.
Waarom is dit gesprek belangrijk?
Jongeren leven voor een gedeelte online (niet iedereen natuurlijk, maar een groot deel wel). Ze delen, liken, swipen en scrollen wat af. Maar dat heeft ook impact op hun zelfbeeld, concentratie en sociale vaardigheden. Als mentor heb je de kans om dit bespreekbaar te maken en leerlingen bewust te laten nadenken over hun eigen gebruik van sociale media. Dit sluit aan bij de pijlers van digitale geletterdheid zoals gedefinieerd door het SLO:
Informatievaardigheden – Hoe herkennen leerlingen nepnieuws en betrouwbare bronnen?
Mediawijsheid – Hoe gaan ze bewust om met hun online identiteit en privacy?
ICT-basisvaardigheden – Hoe gebruiken ze digitale middelen op een verantwoorde manier?
Computational thinking – Hoe doorzien ze bijvoorbeeld de algoritmes achter hun tijdlijn?
Hoe creëer je een veilige sfeer?
Het bespreken van sociale media kan gevoelig liggen. Vooral als het gaat over onderwerpen als online pesten, druk om altijd bereikbaar te zijn of negatieve reacties. Hier zijn een paar tips om een veilige sfeer te waarborgen:
Maak duidelijke afspraken – Bespreek met je klas dat iedereen respectvol met elkaars ervaringen omgaat.
Gebruik anonieme werkvormen – Bijvoorbeeld een vragenbox waarin leerlingen hun ervaringen kunnen delen zonder dat hun naam genoemd wordt.
Wees open en oordeel niet – Laat leerlingen vrij praten zonder een mening of oordeel te geven. Geef ook niet meteen een oplossing.
Laat ruimte voor emoties – Sommige onderwerpen kunnen iemand persoonlijk raken, dus zorg dat er tijd is om hierover te praten.
Geef leerlingen de optie om na de les met je te praten als ze ergens mee zitten. Of geef aan wanneer ze met je kunnen praten, of dat ze je een e-mail bijvoorbeeld sturen.
Hoe begin je?
Zorg ervoor dat je niet te belerend bent naar de leerlingen toe. Wees nieuwsgierig en laat hen aan het woord. Een paar startvragen:
Welke apps gebruik jij het meest en waarom?
Wat is het leukste en het vervelendste aan social media?
Heb je weleens iets meegemaakt online dat je vervelend vond?
Hoe weet je of iets dat je online ziet betrouwbaar is?
Een paar korte activerende werkvormen
Wil je het gesprek wat interactiever maken? Probeer dan een van deze werkvormen:
Stellingenrondje – Laat leerlingen reageren op stellingen zoals ‘Zonder social media zou mijn leven leuker zijn’ of ‘Ik voel me soms verplicht om direct te reageren op berichten’. Kan bijvoorbeeld met digitale tool zoals Mentimeter of LessonUp. Laat leerlingen anoniem reageren.
Schermtijd – Laat leerlingen hun gemiddelde schermtijd opschrijven en raden hoe dit zich verhoudt tot het gemiddelde in de klas. Het is handig om dit bijvoorbeeld met Mentimeter te doen.
Storytime – Laat leerlingen (anoniem) een positieve en een negatieve socialmedia-ervaring opschrijven. Kies er dan enkele uit om in de klas te bespreken.
Fake news check – Geef leerlingen een paar voorbeelden van nieuwsberichten en laat ze onderzoeken welke betrouwbaar zijn en waarom. Dit sluit ook aan bij digitale geletterdheid.
Sluit het gesprek af met een kleine opdracht. Laat leerlingen iets doen voor een week, zoals:
Een dag zonder sociale media.
Alleen positieve reacties plaatsen.
Schermtijd beperken met een timer.
Bewust kijken naar wat nep of echt is online.
Bespreek na een week wat ze hebben geleerd.
Waar kunnen docenten terecht voor meer informatie?
Wil je als docent meer weten over hoe je sociale media en digitale geletterdheid bespreekbaar maakt? Dan kun je terecht bij:
Netwerk Mediawijsheid– Het netwerk voor mediawijsheid in Nederland met veel tools en lesmaterialen.
Bureau Jeugd & Media – Specialistische trainingen en advies over sociale media en jongeren.
SLO (Nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling) – Richtlijnen en onderwijsmaterialen over digitale geletterdheid.
Tot slot
Als mentor hoef je geen socialmedia-expert te zijn. Het belangrijkste is dat je leerlingen de ruimte geeft om hun ervaringen te delen en ze laat nadenken over hun eigen gedrag online. zorg ervoor dat je geen oordelen geeft of meteen met oplossing komt. Door open en nieuwsgierig te zijn, kun je écht het gesprek aangaan.
Alle opdrachten zijn geschikt voor de onderbouw van het vmbo en je kunt ze gratis downloaden hieronder. Ze zijn geschikt voor geschiedenis of mens & maatschappij.
1. Teken de standenmaatschappij
In deze opdracht tekenen leerlingen de standenmaatschappij in Frankrijk vóór 1789. Hierdoor krijgen ze een visueel beeld van de ongelijkheid en snappen ze beter waarom de Derde Stand in opstand kwam.
Wat moeten leerlingen doen?
Eerst geven leerlingen antwoord op een aantal vragen.
Vervolgens tekenen ze de drie standen van de standenmaatschappij: de geestelijkheid, de adel en de derde stand.
Ook geven ze aan welke privileges bij welke stand hoorden.
Met deze opdrachten maken je leerlingen op een actieve en creatieve manier kennis met de Franse Revolutie tijdens geschiedenis of mens & maatschappij. Heb jij deze opdrachten gebruikt in je klas? Laat het me weten in de reacties!
Laat je leerlingen ontdekken wat er online over hen te vinden is
Sociale media, zoekmachines, reviews: alles wat je online doet, laat een spoor achter. Maar hoe bewust zijn leerlingen zich hiervan? Met deze interactieve opdracht laat je ze ontdekken wat het internet over hen weet én hoe ze hun privacy beter kunnen beschermen.
Waarom is dit belangrijk?
eze opdracht helpt leerlingen om bewuster om te gaan met hun online aanwezigheid. Veel jongeren delen dagelijks foto’s, video’s en berichten zonder erbij stil te staan wat er blijft hangen. Dit kan later invloed hebben op hun studie, werk of sociale leven. Door te ontdekken wat er online over hen te vinden is, leren ze bewuste keuzes te maken over wat ze delen en hoe ze hun privacy beter kunnen beschermen.
Dit sluit aan bij de pijlers van digitale geletterdheid volgens het SLO, zoals kritisch omgaan met informatie en bewust zijn van je digitale identiteit.
De opdracht: Google jezelf!
In deze opdracht gaan leerlingen eerst zelf op onderzoek uit, daarna gaan ze in tweetallen aan de slag en bereiden ze een korte presentatie voor van maximaal twee minuten. Leerlingen vertellen dan kort voor de klas wat zij ontdekt hebben en welke tips ze zouden hebben voor klasgenoten.
Leerlingen analyseren welke informatie openbaar beschikbaar is.
Daarna bedenken ze wat ze kunnen doen om hun privacy te verbeteren.
Vervolgens bespreken ze hun bevindingen met een klasgenoot.
Tot slot presenteren ze kort wat ze ontdekt hebben en een delen ze een tip.
Wat levert het op?
Meer bewustwording over online privacy en digitale veiligheid.
Inzicht in hoe eenvoudig persoonlijke informatie te vinden is.
Zijn docenten zich hier zelf wel van bewust?
Het is goed om deze opdracht niet alleen aan leerlingen te geven, maar er als docent ook zelf mee aan de slag te gaan. Wat komt er naar boven als jij je eigen naam googelt? Hoe zichtbaar ben je online voor collega’s, leerlingen of ouders? Wat kunnen zij over jou vinden als ze op je naam googelen? Door zelf eerst te onderzoeken wat er over jou (openbaar) online staat, kun je beter begrijpen hoe belangrijk dit onderwerp is en het gesprek hierover nog beter begeleiden met je leerlingen.
Download het werkblad!
Wil je deze opdracht direct gebruiken in je les? Download hier gratis het werkblad ‘Wat weet het internet over jou?’ en ga aan de slag!