Voorbeelden om je les af te sluiten

We geven bij ons op school les volgens het kop-romp-staartmodel. De staart is de afronding van je les. Je kijkt dan samen met je leerlingen terug op wat ze hebben geleerd en of het lesdoel is gehaald.  

Er zijn veel manieren om de les af te sluiten. Kies een manier die bij jou en je klas past of probeer er eerst een paar uit.

Hieronder vind je een aantal voorbeelden om inspiratie op te doen:

3-2-1-methode

Leerlingen schrijven het volgende op:

  • 3 dingen die ze geleerd hebben deze les.
  • 2 dingen ze interessant vonden deze les.
  • 1 vraag die ze nog hebben.

Laat leerlingen de antwoorden op de vragen op een post-it schrijven of gebruik een digitale tool zoals LessonUp openvraag of bijvoorbeeld Mentimeter. Of bespreek het mondeling.

Tip: je kunt deze vragen ook op papier zetten en dan uitdelen op een briefje als exit ticket. (Hier staat een voorbeeld)

Exit ticket

Een exit ticket is eigenlijk een van de makkelijkste en snelste manieren om je les af te sluiten. Het is een korte vraag of een kleine opdracht aan het eind van de les (op papier of digitaal)

Je kunt het leerlingen het antwoord op een post-it laten invullen, maar je kunt ook kleine kaartjes maken en die uitdelen aan het eind van de les. Bij het verlaten van het lokaal leveren de leerlingen het papiertje dan in.

Voorbeeld:

  • Een gerichte vraag die direct naar het lesdoel verwijst: noem twee verschillen tussen de jagers en verzamelaars en de eerste boeren.
  • Tip: op de website van Juf Femke staan kant-en-klare kaartjes die je kunt printen en gebruiken in de klas. Eigenlijk voor PO, maar sommige kaartjes zijn ook heel goed bruikbaar in het VO!

Antwoord geven op lesdoel

Leerlingen vatten in het kort samen wat ze geleerd hebben deze les en geven antwoord op het lesdoel.

Kan mondeling, op papier als exit ticket, maar ook digitaal bijvoorbeeld met LessonUp of Mentimeter.

Mini-quiz

Stel een aantal korte (meerkeuze)vragen over de lesstof om te controleren of leerlingen de lesstof begrepen hebben.

Dit kan ook op een kaartje als exit ticket. Maar kan ook digitaal goed met bijvoorbeeld LessonUp, Nearpod of Socrative.

Wil je weten of leerlingen zelf vinden dat ze het lesdoel behaald hebben?

Dan zou je de volgende afsluiters kunnen gebruiken:

Emoji

Leerlingen geven met een emoji aan hoe ze goed ze het lesdoel beheersen. Bij LessonUp kan je kiezen voor een emoji bij ‘poll’.

Maar je kunt ook leerlingen een emoji laten tekenen bij het lesdoel op bijvoorbeeld een post-it.

Kaartenbak

Leerlingen geven aan hoe goed ze het onderwerp snappen.

Maak drie bakjes en laat leerlingen aan het eind van de les een papiertje inleveren in een bakje:

  • Bakje 1: ik snap het.
  • Bakje 2: ik snap het nog niet helemaal.
  • Bakje 3: ik snap het niet.

Beide manieren geven ook meteen input voor je volgende les.

Download dit artikel als PDF\

Wisbordjes gebruiken in de klas: hoe en waarom?

Je hebt wisbordjes vast weleens voorbij zien komen. Het zijn bordjes waarop een leerling een antwoord kan opschrijven en dan omhoog houdt. Je ziet ze veel op de basisschool, maar ook wel in het voortgezet onderwijs. Maar waarom zou je ze gebruiken? Wat maakt ze zo handig? In deze blog lees je hoe wisbordjes je lessen actiever maken, waar je ze kunt vinden (of hoe je ze zelf kunt maken) en hoe je ze handig inzet in het voortgezet onderwijs.

Waarom werken wisbordjes zo goed?

Wisbordjes lijken misschien iets voor de basisschool, maar ook in het voortgezet onderwijs zijn ze handig om in te zetten. Ze zorgen ervoor dat leerlingen actief meedoen – niet alleen de snelle denkers of de mondige leerlingen. Daarnaast geven ze je als docent direct inzicht in het begrip van de klas.

Even een voorbeeld: stel, je geeft een geschiedenisles over de Romeinen. In plaats van één leerling te vragen om uit te leggen wat een consul deed, laat je iedereen op een wisbordje een antwoord schrijven. Vervolgens laat je de bordjes tegelijk omhoog houden. Zo zie je in één oogopslag of de klas het begrijpt en wie nog extra uitleg nodig heeft.

Ook is het fijn omdat je geen device in de klas nodig hebt. De laptops kunnen gewoon in de tas blijven.

De voordelen op een rijtje:

  • Iedereen doet mee – Geen escape, want iedereen moet een antwoord geven.
  • Snelle feedback – Je ziet meteen wie de stof snapt en waar nog onduidelijkheden zitten.
  • Laagdrempelig – Leerlingen durven eerder iets op te schrijven dan hardop te zeggen.
  • Veelzijdig – Geschikt voor vrijwel elk vak en elk leerjaar.
  • Geen device nodig – zorgt ervoor dat leerlingen meer focus op de les hebben en geen andere dingen gaan doen.

Waar haal je wisbordjes (of hoe maak je ze zelf)?

Je hoeft echt geen dure sets aan te schaffen. Kan natuurlijk wel als je dat wilt, maar er zijn genoeg budgetopties en DIY-oplossingen.

Budgetopties:

  • Action – Kleine whiteboards met een stift en wisser, perfect voor individueel gebruik.
  • HEMA of Xenos – Regelmatig kleine whiteboards in het assortiment.
  • Bol.com – Klassensets of wisbordjes met lijntjes/ruitjes.
  • Shein/Temu – zijn soms dezelfde dingen als die je in de winkels of online vindt, maar dan goedkoper.

Zelf maken:

  • Showtassen als wisbordjes – Stop een leeg A4’tje (of een vel met lijntjes/ruitjes) in een doorzichtige insteekhoes. Werkt perfect met bijvoorbeeld whiteboardstiften!
  • Lamineer een vel papier – Print een leeg blad of een werkblad en lamineer het. Werkt net zo goed als een wisbordje.
  • Plastic placemats – Een gladde placemat (bijvoorbeeld van Action) werkt ook prima als wisbordje.

Beste stiften en wisser-tips:

  • Gebruik dunne whiteboardstiften, zodat leerlingen leesbaar kunnen schrijven.
  • Laat leerlingen een microvezeldoekje gebruiken als gum. (Of een watje bijvoorbeeld, maar dat kan je niet echt vaker gebruiken)

Hoe gebruik je wisbordjes effectief in de les?

Laten we eens kijken hoe je wisbordjes praktisch inzet in een les. Neem een vmbo-les aardrijkskunde (of mens en maatschappij) over vulkanen.

Lesstart – voorkennis activeren
Begin de les met de vraag: Wat weet je al over vulkanen? Laat leerlingen in 30 seconden opschrijven wat in hen opkomt en houd de bordjes omhoog. Zo krijg je direct een indruk van hun voorkennis.

Kern – check begrip tijdens uitleg
Leg uit hoe een vulkaan ontstaat en stel daarna een snelle vraag. Leerlingen schrijven het op en laten hun antwoord zien. Zie je veel twijfel? Dan neem je de uitleg nog een keer door.

Toepassing – korte quiz
Aan het einde van de les doe je een snelle quiz met meerkeuzevragen. Laat ze ‘A’, ‘B’ of ‘C’ opschrijven en omhoog houden. Zo zie je direct of de stof is blijven hangen.

Andere manieren om wisbordjes in te zetten:

  • Woordweb maken – Laat leerlingen in 1 minuut alle begrippen opschrijven die ze onthouden van de vorige les.
  • Ja/nee-vragen – Bijvoorbeeld bij maatschappijleer: Hebben we in Nederland een directe democratie?
  • Tekenopdracht – Laat leerlingen een grafiek, tijdlijn of simpel schema tekenen. Werkt goed bij geschiedenis, biologie en economie.
  • Zelfreflectie – Laat ze in 1 minuut opschrijven: Wat vond ik het moeilijkst aan deze les?

Veelgemaakte fouten bij het gebruik van wisbordjes

Hoewel wisbordjes superhandig zijn, kunnen ze ook verkeerd ingezet worden. Dit zijn een paar valkuilen waar je op moet letten:

Te open vragen stellen – Als de vraag te breed is, krijg je ongestructureerde antwoorden. Houd vragen kort en gericht, zoals: Noem twee oorzaken van de Eerste Wereldoorlog.

Geen tijdslimiet geven – Zonder tijdsdruk blijven sommige leerlingen eindeloos nadenken. Geef een strakke tijdslimiet, bijvoorbeeld 30 seconden en tel af.

Te veel nadruk op juiste antwoorden – Wisbordjes zijn bedoeld om te checken of leerlingen de stof begrijpen. Maak duidelijk dat fouten maken mag en dat het een oefening is, geen test.

Geen duidelijke instructies – Wat doe je als leerlingen klaar zijn? Hoe houden ze hun bordjes omhoog? Maak afspraken zodat het soepel verloopt.

Niet goed nakijken wat leerlingen opschrijven – Het heeft geen zin als je alleen even over de klas kijkt en geen actie onderneemt. Gebruik de antwoorden om in te spelen op misconcepties en extra uitleg te geven.

Tips

  • Geef duidelijke instructies – Hoe lang hebben ze? Hoe laten ze het bordje zien? Oefen het eerst een paar keer, doe het zelf voor en laat zien hoe je wil dat leerlingen de wisbordjes gebruiken.
  • Maak het een routine – Als je wisbordjes vaak gebruikt in je les, wordt het een routine en gaan leerlingen er sneller en beter mee werken.
  • Gebruik kleuren en symbolen – Laat leerlingen kleuren gebruiken om bijvoorbeeld verbanden aan te geven.
  • Maak het speels en zet game-elementen in – Zet een timer of maak er een kleine wedstrijd van (bijv. wie het snelst een correct antwoord heeft). (Maar niet altijd, anders kunnen andere leerlingen ook juist afhaken)
  • Geen wisbordjes? Gebruik digitale alternatieven zoals LessonUp, Padlet, Mentimeter etc.

Conclusie

Wisbordjes zijn een simpele, maar krachtige tool om je lessen interactiever te maken. Ze zorgen voor actieve betrokkenheid, snelle feedback en geven jou als docent inzicht in wat je leerlingen wel en niet begrijpen. Of je ze nu koopt bij de Action, zelf maakt of een digitale variant gebruikt, ze zijn onmisbaar in een activerende les.

Gebruik jij al wisbordjes in je lessen? Laat hieronder weten hoe jij ze inzet!

6 werkvormen om voorkennis te activeren

Voorkennis activeren helpt om leerlingen vooraf te laten nadenken over wat ze al weten. Dit maakt nieuwe informatie makkelijker te begrijpen en beter te onthouden. Ook koppelen leerlingen de nieuwe informatie makkelijker aan wat datgene wat ze al weten.

In deze blog deel ik 6 werkvormen waarmee je voorkennis kunt activeren. Het zijn werkvormen die je zo kunt inzetten, dus je hebt weinig voorbereiding nodig.


1. Voorspel de les

Laat op het bord een afbeelding, kaart of kernwoorden zien die te maken hebben met het onderwerp van de les. Laat hen voorspellen waar de les over zal gaan. Laat de leerlingen de antwoorden schrijven op wisbordjes of kladpapier en laat leerlingen hun voorspelling omhoog houden. Vervolgens laat je leerlingen in tweetallen overleggen en hun voorspelling opschrijven. Bespreek daarna een paar antwoorden klassikaal en koppel hierop terug na de uitleg.

Als je gebruik maakt van LessonUp kan je deze werkvorm ook heel makkelijk doen met een open vraag. Maak eerst een slide met een (historische) afbeelding, kaart of een paar kernwoorden. En in de open vraag zou je leerlingen dan kunnen laten voorspellen waar de les overgaat, daarna in tweetallen bespreken en klassikaal terugkoppelen.

Je zou ook doorkunnen vragen: hoe komt het dat je denkt dat deze les over … zal gaan? etc.

Bijvoorbeeld deze afbeelding uit de Domkerk in Utrecht. Laat leerlingen raden waar de les over zal gaan en waarom ze dat denken, laat ze naar de afbeelding kijken: wat valt op? (Beeldenstorm)

2. Brainstorm in 1 minuut

Geef leerlingen 60 seconden om zoveel mogelijk begrippen of gebeurtenissen op te schrijven die te maken hebben met het onderwerp van de les. Gebruik hiervoor kladpapier, een wisbordje of een digitale tool als Padlet of Mentimeter. Maar ook in LessonUp zou dit kunnen met de open vraag. 💡 Optioneel: Laat leerlingen hun woorden vergelijken met een klasgenoot en er samen drie kiezen die volgens hen het belangrijkst zijn.

Voorbeeld: Bij een les over de Franse Revolutie schrijven leerlingen zoveel mogelijk woorden op die ze kennen over dit onderwerp, zoals ‘Bastille’, ‘Lodewijk XVI’ en ‘guillotine’.


3. Korte quiz

Start de les met een korte quiz over het onderwerp. Dit kan in de vorm van: meerkeuzevragen op het bord waar leerlingen hun keuze opschrijven en dan wisbordjes gebruiken. Of een korte quiz in Kahoot, Quizizz, Quizlet, LessonUp etc. om voorkennis te testen.

Voorbeeld: Begin een les met een waar/niet waar-quiz over de lesstof. Je hoeft niet per se een digitale tool te gebruiken. Je kunt dit ook gewoon op het digibord zetten in een document of slide. Je zou zelfs nog gekleurde kaartjes kunnen maken: groen -> waar rood -> niet waar. En dat leerlingen dan een kaartje omhoog moeten houden.



5. 3-2-1 Voorkennis

Een variatie op de 3-2-1-methode: Leerlingen schrijven op:

  • 3 dingen die ze al weten over het onderwerp
  • 2 vragen die ze hebben over het onderwerp
  • 1 voorspelling over wat ze gaan leren

Gebruik hiervoor kladpapier, wisbordjes of bijvoorbeeld post-its. Of laat het digitaal invullen in bijvoorbeeld LessonUp.

Lees ook mijn blog over 3-2-1 gebruiken in drie verschillende fases van de les.


6. Wat hoort bij elkaar?

Maak een korte koppel-opdracht: Geef leerlingen losse begrippen en laat hen de juiste paren vormen. Dit kan op papier, met kaartjes die ze moeten combineren of digitaal via LessonUp of Quizlet. Laat leerlingen hun keuzes onderbouwen: Waarom horen deze begrippen bij elkaar? Als je eenmaal de kaartjes hebt gemaakt, zou je ze natuurlijk vaker in kunnen zetten. Eerlijk gezegd ben ik soms een beetje te lui om zelf te gaan knippen en plakken en zou ik zelf liever de digitale variant gebruiken.

Voorbeeld: Koppel bijvoorbeeld historische personen aan gebeurtenissen, zoals ‘Samuel van Houten – Kinderwetje van Van Houten’ of ‘Karl Marx’ – ‘Communistisch Manifest’. Of juist jaartallen met historische gebeurtenissen.


7. Woordweb op het bord

Maak als docent een woordweb op het bord of digibord en laat leerlingen aanvullen. ‘Wat weet je al over …’ of ‘Wat weet je nog over … ‘ Gebruik LessonUp, een digibord of whiteboard of een andere digitale tool om de begrippen overzichtelijk te ordenen. Bespreek de verbanden tussen de begrippen en vul als docent aan waar nodig.


Tip: Maak gebruik van vaste routines

Werkvormen zoals deze werken fijn als leerlingen eraan gewend raken. Zo zorg je voor structuur en voorspelbaarheid.

Download het gratis werkblad met deze werkvormen om voorkennis te activeren

De 3-2-1-methode: zo gebruik je deze werkvorm in elke fase van je les

De 3-2-1-methode is een manier om leerlingen actief met de lesstof aan de slag te laten gaan. Of je deze werkvorm nu gebruikt om voorkennis te activeren, leerstof te verwerken of de les af te sluiten: je krijgt meteen inzicht in wat leerlingen hebben geleerd en je kunt het snel en in principe zonder voorbereiding inzetten.

Hoe werkt de 3-2-1-methode in het kort?

Leerlingen beantwoorden drie vragen en schrijven dit bijvoorbeeld op een wisbordje of post-it. Bijvoorbeeld:

  • 3 dingen die ze hebben geleerd
  • 2 vragen die ze nog hebben
  • 1 ding waar je meer over zou willen leren

Klinkt simpel? Dat is het ook! De werkvorm 3-2-1 ken je misschien als exit-ticket. Maar je kunt de 3-2-1-werkvorm inzetten in verschillende fasen van je les en aanpassen aan jouw vak en doelgroep. Ook hoef je niet per se altijd dezelfde drie vragen te stellen.

Hieronder vind je 13 verschillende manieren om deze werkvorm te gebruiken in de les.


3-2-1 als lesstarter: voorkennis activeren

Wil je weten wat je leerlingen al weten over een onderwerp? Gebruik 3-2-1 om voorkennis op te halen.

1. Wat weet je al?

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze al weten, 2 vragen bedenken over het onderwerp en 1 voorspelling doen over wat ze gaan leren. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

2. 3-2-1 in tweetallen

Leerlingen bespreken samen 3 feitjes over het onderwerp, 2 dingen die ze interessant vinden en 1 vraag waar ze benieuwd naar zijn. Vervolgens vraag je een paar leerlingen klassikaal naar de antwoorden, bijvoorbeeld met het namenrad of beurtstokjes.

3. 3-2-1 op het bord

Schrijf op het bord: noem 3 dingen die je nog weet van het onderwerp uit de vorige les, noem 2 dingen die je nog lastig vindt van vorige les en noem 1 vraag over de lesstof. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

4. 3-2-1 mindmap

In plaats van tekst schrijven, maken leerlingen een kleine mindmap op een wisbordje of kladpapiertje met 3 begrippen, 2 details van begrippen en 1 vraag over de lesstof.


3-2-1 tijdens de les: verwerken en herhalen

Wil je controleren of leerlingen de uitleg begrijpen? Gebruik 3-2-1 tijdens de les als check.

5. De snelle samenvatting

Laat leerlingen in maximaal 3 zinnen de kern van de uitleg samenvatten, gevolgd door 2 dingen die ze nog lastig vinden en 1 inzicht dat ze hebben opgedaan. Laat leerlingen hun antwoorden opschrijven op post-its of wisbordjes. Bespreek klassikaal.

6. Teken je kennis

In plaats van tekst schrijven, laten leerlingen 3 dingen tekenen die ze hebben geleerd, 2 vragen opschrijven en 1 woord of symbool tekenen dat hun inzicht samenvat. Laat leerlingen hun tekening maken op een kladpapier of wisbordjes. Bespreek er een paar klassikaal.

7. 3-2-1 quiz

Leerlingen bedenken 3 toetsvragen, 2 moeilijke begrippen die uitleg nodig hebben, en 1 extra moeilijke vraag. Dan in tweetallen elkaar de vragen stellen en klassikaal terugkoppelen door een paar leerlingen te vragen dit voor de klas te doen.

8. 3-2-1 met rondlopen in de klas en antwoorden op schrijven

Schrijf 3-2-1 op grote vellen papier en hang ze op in de klas of doe het op het bord als je daar ruimte voor hebt. Leerlingen lopen rond en vullen de vellen aan met hun eigen antwoorden.


3-2-1 als afsluiting: reflecteren en controleren

Gebruik deze werkvorm aan het einde van de les om te controleren wat is blijven hangen.

9. Klassiek exit ticket

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 ding dat ze interessant vonden.

10. De fout opsporen

Schrijf een foute bewering over de lesstof op het bord. Laat leerlingen 3 dingen noteren die wél kloppen, 2 vragen stellen over het onderwerp, en 1 fout corrigeren.

11. 3-2-1 discussie

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 ding dat ze interessant vonden. Laat leerlingen dan eerst hun antwoorden opschrijven en daarna in tweetallen bespreken wat ze hebben geleerd en welke vragen ze nog hebben.

12. 3-2-1 voor de volgende les

Laat leerlingen 3 dingen opschrijven die ze moeten onthouden, 2 dingen die ze nog willen herhalen, en 1 vraag voor de volgende les. Dit kun je gebruiken om de volgende les te starten.

13. Reflectiekaartje

Geef leerlingen een klein kaartje waarop ze hun 3-2-1 opschrijven. Verzamel ze en gebruik ze als feedback voor je volgende les.


Waarom is de 3-2-1-methode goed om in te zetten?

  • Snelle en makkelijke werkvorm – Geen voorbereiding nodig.
  • Flexibel in te zetten – Geschikt voor elk vak en elke klas.
  • Helpt leerlingen actief nadenken – Ze verwerken de lesstof meteen.
  • Geeft directe feedback – Jij ziet direct wat leerlingen wel en niet snappen.

Tip: Maak een vaste routine van 3-2-1

Hoe vaker je deze werkvorm gebruikt, hoe voorspelbaarder en gemakkelijker het voor leerlingen wordt om snel na te denken over hun leerproces. Je lessen worden interactiever en je hebt direct zicht op het begrip van je leerlingen.

Activerende werkvorm: Speel Pictionary in de klas

Pictionary is een activerende werkvorm die leerlingen uitdaagt om begrippen of bijvoorbeeld historische personen te tekenen en te raden. Zo verwerken ze de lesstof op een actieve manier.

In deze blog leg ik uit hoe je Pictionary kunt inzetten in je les en hoe je het voorbereidt. Scroll naar beneden om het werkblad met de lesbrief gratis te downloaden.

Deze werkvorm is geschikt voor verschillende vakken en niveaus.

Stap 1: Voorbereiding

  1. Kies de begrippen
    Selecteer 10 tot 15 begrippen. Het hoeven niet per se begrippen te zijn, maar ook bijvoorbeeld namen van historische figuren, geografische locaties of andere relevante begrippen.
  2. Maak kaartjes
    Schrijf elk begrip op een apart kaartje. Gebruik verschillende kleuren om het niveau van de begrippen aan te geven. (Bijvoorbeeld gekleurd karton van de Action)De kaartjes kunnen gelamineerd worden of op stevig papier geprint, zodat je ze vaker kunt gebruiken.
  3. Verdeel de klas in teams
    Laat leerlingen in groepjes van 3 of 4 samenwerken, zodat iedereen een beurt krijgt als tekenaar en als raadteam. Je kunt willekeurige groepjes maken met een tool zoals Groepjesmaker.

Stap 2: Zo speel je Pictionary in de klas

Pictionary kun je op verschillende manieren spelen, dit is een manier hoe je het in de klas zou kunnen spelen:

  1. Verdeel de klas in teams
    Elk team speelt om de beurt als tekenaar.
  2. Introductie (5 minuten)
    Leg de spelregels uit:
    • Eén leerling trekt een begrip en tekent dit op het bord.
    • De rest van de klas probeert het begrip te raden.
    • Woorden, letters en cijfers zijn niet toegestaan.
    • De eerste leerling die het juiste antwoord geeft, verdient een punt.
  3. Spelronde (15-20 minuten)
    • Een team kiest een tekenaar.
    • De tekenaar trekt een begrip en begint te tekenen.
    • De klas heeft één minuut om het begrip te raden.
    • Wissel na elk begrip van tekenaar en team.
  4. Afsluiting en reflectie (5 minuten)
    • Bespreek welke begrippen lastig waren om te tekenen en waarom.
    • Vraag bijvoorbeeld leerlingen hoe zij een moeilijk begrip zouden tekenen als ze een tweede kans zouden krijgen.

Tips om Pictionary goed te laten verlopen

  • Houd de tijd bij met een stopwatch (timer op je mobiel) om het speltempo hoog te houden.
  • Moedig leerlingen aan om te blijven raden, ook als het niet meteen lukt.
  • Differentiatie is mogelijk door makkelijke en moeilijke begrippen te combineren.
  • Overweeg een klein prijsje voor het team met de meeste punten. (Of een privilege bijvoorbeeld)

Download de lesbrief

Heb je deze opdracht gebruikt in je les? Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen! Laat een reactie achter of deel je feedback.

Zoek je meer activerende werkvormen? Neem dan regelmatig een kijkje op mijn website voor nieuw lesmateriaal of praktische opdrachten voor in de klas.

Lesidee: maak een werkvormenwiel met activerende werkvormen

Actieve werkvormen maken een les dynamisch en zorgen ervoor dat leerlingen écht met de stof aan de slag gaan. Maar soms is het lastig om op het juiste moment een passende werkvorm te bedenken. Dan is het een handig om met het Werkvormenwiel aan de slag te gaan: een handige (digitale) tool waarmee je snel een werkvorm kiest en kunt inzetten. In deze blog laat ik je zien hoe je zelf eenvoudig een Werkvormenwiel maakt en hoe je dat kunt toepassen in je klas.

Wat is het WerkvormenWiel?

Het WerkvormenWiel is een soort rad van fortuin dat je vooraf zelf vult met verschillende werkvormen. Dit kan een fysiek rad zijn dat je in de klas gebruikt, maar je kunt ook een online versie maken met een tool zoals Wheel of Names. Tijdens de les draai je aan het wiel en laat je het lot bepalen welke werkvorm je gaat gebruiken. Zo houd je variatie in je lessen en betrek je leerlingen op een speelse manier.

Je kunt een fysiek rad kopen, maar zelf vind ik een digitaal rad net zo handig. Vooral als je geen vaste of eigen plek op school hebt. Als je wel een eigen lokaal hebt, is het ook een leuk idee om een fysiek rad te maken. Voorheen hadden ze ze wel bij de Ikea, maar op dit moment zitten ze niet in het assortiment. Misschien komen ze weer terug?

Waarom zou je het werkvormenwiel in je klas gebruiken?

  • Actieve betrokkenheid en afwisseling: leerlingen weten niet precies wat er komt en blijven alert.
  • Weinig voorbereiding en geen keuzestress: Eenmaal gevuld, kun je het wiel steeds opnieuw gebruiken. Je hoeft niet ter plekke een werkvorm te bedenken.

Hoe maak je een werkvormenwiel?

  1. Kies een vorm: Gebruik een fysiek rad of een online tool zoals Wheel of Names of Spin the Wheel.
  2. Vul het wiel met werkvormen: Kies 6 tot 12 werkvormen die passen bij jouw vak en lesdoelen.
  3. Test het uit: Probeer het een paar keer om te zien welke werkvormen goed werken.
  4. Pas het wiel aan wanneer nodig: Voeg nieuwe werkvormen toe of verwijder minder effectieve opdrachten.

Voorbeelden van werkvormen op het WerkvormenWiel

Om je op weg te helpen, zijn hier een aantal werkvormen die je kunt gebruiken:

  • Quizvraag bedenken: Leerlingen maken een quizvraag over de lesstof voor een klasgenoot.
  • Quizlet: doe een online quiz met Quizlet, bijvoorbeeld alle begrippen overhoren in Quizlet (voor Plein M en Geschiedeniswerkplaats heb ik alle begrippen in Quizlet gezet)
  • Teken het begrip: Laat leerlingen een concept visueel weergeven zonder woorden.
  • Mindmap maken: Leerlingen structureren hun kennis in een mindmap.

Manieren om je werkvormenwiel in te zetten tijdens je les

  • Maak bijvoorbeeld meerdere wielen: één voor startactiviteiten, één voor verwerking en één voor afsluiting.
  • Betrek leerlingen: Laat leerlingen zelf werkvormen aandragen en toevoegen.
  • Gebruik het regelmatig: Zo wordt het een herkenbare en vertrouwde tool in je lessen.
  • Combineer met andere tools: Gebruik het wiel bijvoorbeeld samen met een digitale quiz of een groepsopdracht.

Voorbeelden van werkvormen voor je werkvormenwiel

Er zijn natuurlijk heel veel werkvormen te bedenken. Maar als je het lastig vind of wat inspiratie nodig hebt, zijn hier een aantal werkvormen die je zou kunnen inzetten:

Start van de les (voorkennis activeren)
  • Woordweb maken – leerlingen noteren wat ze al weten over een onderwerp in een woordweb (kan ook digitaal met LessonUp)
  • Quizlet – een korte quiz over de vorige les of juist van het onderwerp van nu, om te kijken wat leerlingen al weten. (Heeft wel een beetje voorbereiding nodig, maar misschien heb je al Quizlets gemaakt)
  • Vragen bedenken – leerlingen formuleren drie vragen over wat ze willen leren tijdens deze les.
  • Foto of bron analyseren – toon een foto of bron en laat leerlingen beschrijven wat ze zien.
  • Wat weet je nog? – laat leerlingen in twee minuten op een post-it of wisbordje schrijven wat ze nog weten van vorige les.
Eind van de les
  • 3-2-1-methode – noem drie dingen die je geleerd hebt, twee dingen die je interessant vond en één ding waar je nog een vraag over hebt.
  • Leerdoel beantwoorden – laat leerlingen op een post-it of wisbordje het leerdoel van de les beantwoorden.
  • Kaartje voor de toekomst – laat leerlingen opschrijven wat ze willen onthouden voor de volgende les en deel dit dan ook de volgende les weer uit.
  • Vraagkaartje in tweetallen – leerlingen schrijven een vraag op over de lesstof van vandaag en medeleerling moet dit beantwoorden en andersom.

Download een gratis werkblad

Heb je deze opdracht gebruikt in je les? Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen! Laat een reactie achter of deel je feedback.

Zoek je meer activerende werkvormen? Neem dan regelmatig een kijkje op mijn website voor nieuw lesmateriaal of praktische opdrachten voor in de klas.

Heb je nog leuke aanvullingen? Of heb je zelf een werkvormenwiel gemaakt? Laat het me weten in de reacties!

Activerende werkvorm: begrippen oefenen met dobbelsteen

Wil je dat je leerlingen op een actieve manier met begrippen oefenen? Dan is deze werkvorm met een dobbelsteen een leuke manier om het leren interactief te maken. Het is eenvoudig voor te bereiden en je hebt er geen digitale middelen voor nodig.

Waarom zou je deze werkvorm inzetten?

Begrippen of woordjes leren kan soms saai zijn. Of misschien gebruik je altijd een digitale tool zoals Quizlet om begrippen of woordjes te overhoren. En zou je ter afwisseling ook eens een andere werkvorm willen inzetten zonder digitale hulpmiddelen. Deze activerende werkvorm helpt leerlingen om begrippen beter te begrijpen en toe te passen.

Hoe werkt de activerende werkvorm met een dobbelsteen?

Met deze werkvorm oefenen leerlingen begrippen door middel van een dobbelsteen. Afhankelijk van het gegooide getal voeren ze een verschillende opdracht uit. Dit helpt hen de begrippen beter te onthouden en in context te plaatsen.

Voorbereiding voor de docent.

  1. Maak een lijst met begrippen die de leerlingen moeten leren. Dit kan uit de lesmethode komen of een zelfgemaakte lijst zijn.
  2. Maak zes opdrachten en koppel deze aan de cijfers op de dobbelsteen. Bijvoorbeeld:
    • 1: Leg het begrip uit in je eigen woorden.
    • 2: Geef een voorbeeld waarin het begrip voorkomt.
    • 3: Teken het begrip (net zoals bij Pictionary).
    • 4: Gebruik het begrip in een zin.
    • 5: Vraag een medeleerling om het begrip uit te leggen.
    • 6: Kies een ander begrip en leg het verschil uit. (Je kunt natuurlijk andere opdrachten koppelen aan de nummers, kijk wat bij jou en je les past)
  3. Maak vervolgens begrippenkaartjes door deze te printen of op losse papiertjes te schrijven. Als je de kaartjes vaker wil gebruiken is het ook een idee om ze te lamineren.
  4. Print per groepje een opdrachtenkaart met de zes opdrachten. Ook hierbij is het handig om te lamineren als je het vaker gaat gebruiken.
  5. Deel de klas in groepjes (gebruik bijvoorbeeld de online groepenmaker. Het is handig om de groepen al eerder samen te stellen en hier een slide van te maken zodat je het snel op je bord kunt zetten.
  6. Zorg voor voldoende dobbelstenen. Grote dobbelstenen zijn handig, omdat ze minder snel kwijt raken. Je kunt bij de Action of Hema vaak van die grote en zachte dobbelstenen kopen. Of online bestellen kan natuurlijk ook.
  7. Maak een instructieslide in PowerPoint, LessonUp of Google Slides. Zet daar de instructie in van het spel, zodat leerlingen dat kunnen gebruiken.

Uitvoering in de klas

Benodigdheden per groep:

  • Een dobbelsteen
  • Een stapel begrippenkaartjes
  • Een opdrachtkaart met de zes opdrachten
  • Een pen en een blad voor aantekeningen

Instructie voor op het bord

  • Stap 1 – bepaal wie er begint.
  • Stap 2 – Pak een begrippenkaart en gooi de dobbelsteen.
  • Stap 3 – Voor de opdracht uit die hoort bij het gegooide cijfer. Een andere leerling schrijft op welk begrip het was, welk nummer er gegooid is en of het antwoord goed of fout was.
  • Stap 4 – Daarna is de volgende leerling aan de beurt. Speel twee rondes. Vergeet het aantekeningenblad niet in te vullen

Instructie begrippen oefenen met dobbelsteen

Geef elk groepje een dobbelsteen, een stapel begrippenkaartjes en een blad voor
aantekeningen.

  1. Laat een leerling een begrippenkaartje pakken en de dobbelsteen gooien.
  2. De leerling voert de opdracht uit die hoort bij het gegooide cijfer.
  3. De rest van het groepje controleert of het antwoord goed is (eventueel met een boek
    of woordenlijst erbij). Een andere leerling uit de groep maakt een korte aantekening:
    welk begrip werd er genoemd, welk cijfer was er gegooid en was het antwoord goed?
  4. Speel het niet te lang, laat iedere leerling één of twee keer gooien.

Afronding & Reflectie

Laat aan het eind van de opdracht de aantekeningen inleveren en bespreek kort:

  • Hoe ging het?
  • Wat viel op?
  • Welke opdracht vonden leerlingen het makkelijkst of juist het moeilijkst?

Door deze korte reflectie stimuleer je leerlingen om na te denken over hun eigen leerproces.

Variaties werkvorm

  • Maak verschillende niveaus begrippenkaartjes. Je kunt hier ook verschillende kleuren voor gebruiken.
  • Voeg een tijdslimiet toe voor extra uitdaging.
  • Laat leerlingen hun eigen opdrachten bedenken en kies er daarna een paar uit en pas het opdrachtenblad aan.

Download gratis het werkblad – Activerende werkvorm – Begrippen oefenen met dobbelsteen

Wil je deze werkvorm proberen in jouw klas? Download hier gratis de opdrachtenkaart en begrippenkaartjes!

Heb je deze opdracht gebruikt in je les? Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen! Laat een reactie achter of deel je feedback.

Zoek je meer activerende werkvormen? Neem dan regelmatig een kijkje op mijn website voor nieuw lesmateriaal of praktische opdrachten voor in de klas.

Activerende werkvorm: Begrippen oefenen met dominokaartjes

Nieuwe begrippen leren kan voor leerlingen best lastig zijn. Vaak lezen ze een lijst met termen en definities, maar echt begrijpen en onthouden is iets anders. Hoe zorg je ervoor dat leerlingen actief met de lesstof aan de slag gaan?

Een manier waarbij leerlingen actief aan de slag gaan is begrippen oefenen met dominokaartjes. Dit spel laat leerlingen verbanden leggen tussen begrippen en omschrijvingen, terwijl ze actief met de stof bezig zijn.

In deze blog leg ik in het kort uit hoe je deze werkvorm inzet en deel ik daarna een uitgebreid gratis werkblad en sjablonen waarmee je direct aan de slag kunt.


Hoe werkt het?

Met dominokaartjes koppelen leerlingen begrippen aan de juiste omschrijvingen. Elk kaartje heeft twee helften: aan de ene kant staat een begrip, aan de andere kant een bijpassende definitie. De kaartjes vormen samen een doorlopende reeks, net als bij het klassieke dominospel.

Deze werkvorm is geschikt voor allerlei vakken, zoals geschiedenis, aardrijkskunde en economie.

  • Leerlingen oefenen actief met begrippen en hun betekenis.
  • Ze moeten verbanden leggen en uitleggen waarom iets klopt.
  • Het is een gestructureerde en speelse manier om de stof te herhalen.

Voorbereiding als docent

Een korte samenvatting van de werkvorm lees je hier. De volledige lesbrief download je onderaan de pagina.

  1. Maak een lijst met begrippen en omschrijvingen.
    Gebruik de begrippen uit je methode of stel zelf een lijst samen.
  2. Ontwerp de domino-kaartjes.
    • Elk kaartje bestaat uit twee helften:
      • Een begrip, woord, afbeelding of vraag.
      • De bijpassende omschrijving, antwoord of synoniem.
    • De rechterhelft van één kaartje moet aansluiten op de linkerhelft van een ander kaartje.
  3. Verschillende manieren om kaartjes te maken.
    • Maak de kaartjes zelf in Canva, Word of PowerPoint.
    • Print en lamineer ze voor hergebruik.
    • Wil je differentiëren? Maak setjes met verschillende niveaus.
  4. Test je set voordat je deze gebruikt in de les.
    • Zorg ervoor dat er een startkaartje is. Dit is een kaartje dat nergens op hoeft aan te sluiten.
    • Check of alle kaartjes logisch op elkaar aansluiten.

Zo speel je het in de klas

Een korte samenvatting van de werkvorm lees je hier. De volledige lesbrief download je onderaan de pagina.

Stap 1: Verdeel de klas in kleine groepjes.
Zorg ervoor dat je vooraf al groepjes hebt gemaakt. Elk groepje krijgt een set kaartjes.

Stap 2: Start het spel.

  • De kaarten liggen door elkaar.
  • Elk groepje krijgt een beginkaartje.
  • Om de beurt leggen leerlingen een kaartje aan als het past.
  • Ze moeten hardop uitleggen waarom het begrip en de omschrijving bij elkaar horen.

Stap 3: Loop rond en observeer.

  • Help als leerlingen vastlopen.
  • Stimuleer uitleg en discussie over de begrippen.

Stap 4: Afsluiting en klassikale bespreking.

  • Elk groepje presenteert kort hun domino-rij.
  • Bespreek samen:
    • Waarom horen deze begrippen bij elkaar?
    • Welke begrippen vonden jullie lastig?
    • Welke kaartjes zorgden bijvoorbeeld voor discussie?

Fouten maken mag – het gaat erom dat leerlingen ervan leren.


Waarom zou je deze werkvorm kiezen?

  • Actief leren: leerlingen leren actief door begrippen te koppelen aan de juiste betekenis.
  • Samenwerken en uitleggen: door samen te werken en elkaar dingen uit te leggen, onthouden leerlingen de stof beter.

Veel succes met deze activerende werkvorm!

Heb je deze opdracht gebruikt in je les? Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen! Laat een reactie achter of deel je feedback.

Zoek je meer activerende werkvormen? Neem dan regelmatig een kijkje op mijn website voor nieuw lesmateriaal of praktische opdrachten voor in de klas.

Activerende werkvorm: begrippenbingo

Hoe speel je begrippenbingo met je leerlingen in de les?

Je geeft leerlingen voor de les begint een bingokaart en tijdens de uitleg kunnen zij dan een begrip aanvinken waarvan zij denken dat het beschreven wordt.

Begrippenbingo bij geschiedenis

  • Bij geschiedenis kan je er ook voor kiezen om jaartallen of historische personen op de bingokaart te zetten in plaats van alleen begrippen.

Voorbereiding

  • Maak een lijst van ongeveer 20 tot 30 begrippen.
  • Maak een bingokaart (3×3 of 4×4) met willekeurige combinaties van de begrippen (of jaartallen of historische personene) Als je zelf niet zo handig bent (zoals ik), is het ook een idee om online bingokaarten te maken. Gebruik bijvoorbeeld deze site: Free custom bingo card generator of Free Bingo Card Generator | Play Online or Print Cards
  • Maak voor jezelf een nakijkmodel, zodat je weet welke begrippen je noemt in welke volgorde.
  • Prijsjes: zorg ervoor dat je een paar leuke kleine prijsjes hebt. Bijvoorbeeld een sticker, een pen of iets anders dat je zelf leuk vindt om te geven. (Zorg er wel voor dat het voor iedereen leuk moet zijn, of laat leerlingen een prijsje kiezen zodat ze de keuze hebben uit meerdere dingen)
  • In plaats van prijsjes zou je ook een privilege kunnen geven. Bijvoorbeeld dat je vijf minuten eerder weg mag, of dat een leerling een keer zelf mag kiezen waar hij of zij gaat zitten of iets anders. Maar bespreek dat wel eerst op je school of dit wenselijk is.

Begrippenbingo spelen in de les

  • Elke leerling krijgt een bingokaart met begrippen. Je kunt ervoor kiezen om het meteen bij binnenkomst aan leerlingen te geven of juist na je intro vlak voor je wil beginnen.
  • Vertel kort wat de bedoeling is.
  • Daarna geef je één voor één uitleg over de begrippen. Dit kun je bijvoorbeeld doen door:
    • Een definitie te geven (die van jezelf of die uit je lesboek)
    • Een voorbeeld te noemen.
    • Het begrip te beschrijven zonder het direct te noemen.
  • Leerlingen vinken dan het begrip aan hun kaart als ze denken dat het bij de uitleg hoort.
  • Bingo: Zodra een leerling een rij, kolom of diagonaal vol heeft, roept diegene: “Bingo!” en controleer je de antwoorden. Als het klopt mag de leerling een prijsje uitzoeken.
  • Speel door tot een volle kaart of bepaal dat meerdere rijen een prijs opleveren.
  • Eindig daarna met een korte reflectie: wat waren de antwoorden? Welk begrip was moeilijk? Welke juist niet?
  • Laat de leerlingen één of twee begrippen opschrijven die ze extra gaan oefenen voor de toets.

Download gratis lesbrief

Heb je deze opdracht gebruikt in je les? Ik ben benieuwd naar jouw ervaringen! Laat een reactie achter of deel je feedback.

Zoek je meer activerende werkvormen? Neem dan regelmatig een kijkje op mijn website voor nieuw lesmateriaal of praktische opdrachten voor in de klas.