Wisbordjes gebruiken in de klas: hoe en waarom?

Je hebt wisbordjes vast weleens voorbij zien komen. Het zijn bordjes waarop een leerling een antwoord kan opschrijven en dan omhoog houdt. Je ziet ze veel op de basisschool, maar ook wel in het voortgezet onderwijs. Maar waarom zou je ze gebruiken? Wat maakt ze zo handig? In deze blog lees je hoe wisbordjes je lessen actiever maken, waar je ze kunt vinden (of hoe je ze zelf kunt maken) en hoe je ze handig inzet in het voortgezet onderwijs.

Waarom werken wisbordjes zo goed?

Wisbordjes lijken misschien iets voor de basisschool, maar ook in het voortgezet onderwijs zijn ze handig om in te zetten. Ze zorgen ervoor dat leerlingen actief meedoen – niet alleen de snelle denkers of de mondige leerlingen. Daarnaast geven ze je als docent direct inzicht in het begrip van de klas.

Even een voorbeeld: stel, je geeft een geschiedenisles over de Romeinen. In plaats van één leerling te vragen om uit te leggen wat een consul deed, laat je iedereen op een wisbordje een antwoord schrijven. Vervolgens laat je de bordjes tegelijk omhoog houden. Zo zie je in één oogopslag of de klas het begrijpt en wie nog extra uitleg nodig heeft.

Ook is het fijn omdat je geen device in de klas nodig hebt. De laptops kunnen gewoon in de tas blijven.

De voordelen op een rijtje:

  • Iedereen doet mee – Geen escape, want iedereen moet een antwoord geven.
  • Snelle feedback – Je ziet meteen wie de stof snapt en waar nog onduidelijkheden zitten.
  • Laagdrempelig – Leerlingen durven eerder iets op te schrijven dan hardop te zeggen.
  • Veelzijdig – Geschikt voor vrijwel elk vak en elk leerjaar.
  • Geen device nodig – zorgt ervoor dat leerlingen meer focus op de les hebben en geen andere dingen gaan doen.

Waar haal je wisbordjes (of hoe maak je ze zelf)?

Je hoeft echt geen dure sets aan te schaffen. Kan natuurlijk wel als je dat wilt, maar er zijn genoeg budgetopties en DIY-oplossingen.

Budgetopties:

  • Action – Kleine whiteboards met een stift en wisser, perfect voor individueel gebruik.
  • HEMA of Xenos – Regelmatig kleine whiteboards in het assortiment.
  • Bol.com – Klassensets of wisbordjes met lijntjes/ruitjes.
  • Shein/Temu – zijn soms dezelfde dingen als die je in de winkels of online vindt, maar dan goedkoper.

Zelf maken:

  • Showtassen als wisbordjes – Stop een leeg A4’tje (of een vel met lijntjes/ruitjes) in een doorzichtige insteekhoes. Werkt perfect met bijvoorbeeld whiteboardstiften!
  • Lamineer een vel papier – Print een leeg blad of een werkblad en lamineer het. Werkt net zo goed als een wisbordje.
  • Plastic placemats – Een gladde placemat (bijvoorbeeld van Action) werkt ook prima als wisbordje.

Beste stiften en wisser-tips:

  • Gebruik dunne whiteboardstiften, zodat leerlingen leesbaar kunnen schrijven.
  • Laat leerlingen een microvezeldoekje gebruiken als gum. (Of een watje bijvoorbeeld, maar dat kan je niet echt vaker gebruiken)

Hoe gebruik je wisbordjes effectief in de les?

Laten we eens kijken hoe je wisbordjes praktisch inzet in een les. Neem een vmbo-les aardrijkskunde (of mens en maatschappij) over vulkanen.

Lesstart – voorkennis activeren
Begin de les met de vraag: Wat weet je al over vulkanen? Laat leerlingen in 30 seconden opschrijven wat in hen opkomt en houd de bordjes omhoog. Zo krijg je direct een indruk van hun voorkennis.

Kern – check begrip tijdens uitleg
Leg uit hoe een vulkaan ontstaat en stel daarna een snelle vraag. Leerlingen schrijven het op en laten hun antwoord zien. Zie je veel twijfel? Dan neem je de uitleg nog een keer door.

Toepassing – korte quiz
Aan het einde van de les doe je een snelle quiz met meerkeuzevragen. Laat ze ‘A’, ‘B’ of ‘C’ opschrijven en omhoog houden. Zo zie je direct of de stof is blijven hangen.

Andere manieren om wisbordjes in te zetten:

  • Woordweb maken – Laat leerlingen in 1 minuut alle begrippen opschrijven die ze onthouden van de vorige les.
  • Ja/nee-vragen – Bijvoorbeeld bij maatschappijleer: Hebben we in Nederland een directe democratie?
  • Tekenopdracht – Laat leerlingen een grafiek, tijdlijn of simpel schema tekenen. Werkt goed bij geschiedenis, biologie en economie.
  • Zelfreflectie – Laat ze in 1 minuut opschrijven: Wat vond ik het moeilijkst aan deze les?

Veelgemaakte fouten bij het gebruik van wisbordjes

Hoewel wisbordjes superhandig zijn, kunnen ze ook verkeerd ingezet worden. Dit zijn een paar valkuilen waar je op moet letten:

Te open vragen stellen – Als de vraag te breed is, krijg je ongestructureerde antwoorden. Houd vragen kort en gericht, zoals: Noem twee oorzaken van de Eerste Wereldoorlog.

Geen tijdslimiet geven – Zonder tijdsdruk blijven sommige leerlingen eindeloos nadenken. Geef een strakke tijdslimiet, bijvoorbeeld 30 seconden en tel af.

Te veel nadruk op juiste antwoorden – Wisbordjes zijn bedoeld om te checken of leerlingen de stof begrijpen. Maak duidelijk dat fouten maken mag en dat het een oefening is, geen test.

Geen duidelijke instructies – Wat doe je als leerlingen klaar zijn? Hoe houden ze hun bordjes omhoog? Maak afspraken zodat het soepel verloopt.

Niet goed nakijken wat leerlingen opschrijven – Het heeft geen zin als je alleen even over de klas kijkt en geen actie onderneemt. Gebruik de antwoorden om in te spelen op misconcepties en extra uitleg te geven.

Tips

  • Geef duidelijke instructies – Hoe lang hebben ze? Hoe laten ze het bordje zien? Oefen het eerst een paar keer, doe het zelf voor en laat zien hoe je wil dat leerlingen de wisbordjes gebruiken.
  • Maak het een routine – Als je wisbordjes vaak gebruikt in je les, wordt het een routine en gaan leerlingen er sneller en beter mee werken.
  • Gebruik kleuren en symbolen – Laat leerlingen kleuren gebruiken om bijvoorbeeld verbanden aan te geven.
  • Maak het speels en zet game-elementen in – Zet een timer of maak er een kleine wedstrijd van (bijv. wie het snelst een correct antwoord heeft). (Maar niet altijd, anders kunnen andere leerlingen ook juist afhaken)
  • Geen wisbordjes? Gebruik digitale alternatieven zoals LessonUp, Padlet, Mentimeter etc.

Conclusie

Wisbordjes zijn een simpele, maar krachtige tool om je lessen interactiever te maken. Ze zorgen voor actieve betrokkenheid, snelle feedback en geven jou als docent inzicht in wat je leerlingen wel en niet begrijpen. Of je ze nu koopt bij de Action, zelf maakt of een digitale variant gebruikt, ze zijn onmisbaar in een activerende les.

Gebruik jij al wisbordjes in je lessen? Laat hieronder weten hoe jij ze inzet!

Hoe houd je leerlingen betrokken tijdens de uitleg?

Een klas vol leerlingen die altijd aandachtig luisteren? Klinkt mooi, maar in de praktijk weet je hoe lastig het soms is om hun aandacht vast te houden. Vooral bij lange of passieve uitleg zie je de concentratie snel verdwijnen. En zelfs als leerlingen stil zijn en naar je kijken, betekent dat niet per se dat ze echt luisteren. Gelukkig kun je met een paar aanpassingen proberen om leerlingen actiever te betrekken.

In deze blog deel ik vijf praktische strategieën en geef tips die je daarbij kunnen helpen.


1. Stop-Think-Pair-Share

Stel je voor: je geeft uitleg en je wilt dat leerlingen echt nadenken over de stof. In plaats van dat alleen de snelle denkers hun hand opsteken, laat je iedereen meedoen.

  • Stap 1 – Stop: Je stelt een vraag na je uitleg.
  • Stap 2 – Think: Leerlingen denken individueel na over het antwoord.
  • Stap 3 – Pair: Ze bespreken hun antwoord kort met een klasgenoot.
  • Stap 4 – Share: Enkele duo’s delen hun antwoord met de klas.

Bijvoorbeeld bij geschiedenis: Na een uitleg over de Franse Revolutie vraag je: “Waarom denk je dat de Bastille bestormd werd?” Leerlingen denken eerst zelf na, bespreken het daarna met een klasgenoot en vervolgens delen een paar duo’s hun antwoord voor de klas.


2. Controlevragen met wisbordjes of vingers

Probeer leerlingen scherp te houden tijdens de les door tussendoor controlevragen te stellen.

  • Laat leerlingen hun antwoord opschrijven op een wisbordje en omhoog houden.
  • Zonder gebruik van device in de klas: gebruik vingers (1 vinger = ‘ik snap het niet’, 5 vingers = ‘ik kan het uitleggen’).
  • Als je het digitaal wil doen: gebruik LessonUp of een andere digitale tool zoals Mentimenter.

Dit is handig bij bijvoorbeeld grammatica. Geef een meerkeuzevraag en laat leerlingen hun keuze laten zien met vingers of een wisbordje. Zo zie je direct wie het begrijpt en wie extra uitleg nodig heeft.


3. Even testen: korte verwerkingsmomenten

Tijdens de uitleg kun je leerlingen zelf laten checken of ze de stof snappen:

  • 1-zin samenvatting: Laat ze in één zin opschrijven wat de kern van de uitleg was.
  • 3-2-1 Methode: Laat ze 3 dingen opschrijven die ze hebben geleerd, 2 vragen die ze nog hebben en 1 inzicht dat ze hebben opgedaan. (lees ook mijn blog: gebruik 3-2-1 methode in verschillende fases van de les)

4. Beperk de uitleg tot maximaal 10 minuten

Lang luisteren zonder interactie is lastig. Als de uitleg langer duurt, haakt een groot deel van de klas af. En zelfs als leerlingen stil zijn en naar je kijken, betekent dat niet per se dat ze echt luisteren. Hun gedachten kunnen makkelijk afdwalen.Daarom:

  • Wissel elke 5-10 minuten uitleg af met een korte opdracht of vraag. Dus stukje uitleg, opdracht/verwerking en dan eventueel verder.
  • Gebruik visuele ondersteuning, zoals een afbeelding of een korte video.
  • Stel voor de uitleg bijvoorbeeld een vraag om leerlingen nieuwsgierig te houden.

5. Laat leerlingen actief noteren met een structuur

Niet alle leerlingen weten hoe ze aantekeningen moeten maken. Zonder structuur schrijven ze óf alles op óf bijna niks. Je kunt ze helpen door:

  • De Cornell-methode: Leerlingen verdelen hun aantekeningen in kernpunten, vragen en een samenvatting. (zie ook mijn blog: gebruik de Cornell-methode om aantekening te maken)
  • Modelleren: Doe voor hoe jij aantekeningen zou maken. Denk hardop na terwijl je kernpunten opschrijft of een samenvatting maakt. Bijvoorbeeld: “Ik schrijf eerst het hoofdonderwerp op, daarna zet ik pijlen naar de belangrijkste begrippen.”
  • Invulbladen: Laat leerlingen een werkblad invullen met ontbrekende kernwoorden.
  • Teken het : Laat leerlingen de uitleg in een simpele schets of een mini-mindmap samenvatten.

Conclusie

Leerlingen betrekken bij je uitleg hoeft niet per se moeilijk te zijn. Door vragen te stellen, korte verwerkingsmomenten in te bouwen en visuele ondersteuning te gebruiken, houd je de aandacht vast. Probeer een van deze strategieën en tips eens uit en ontdek welke het beste werkt in jouw klas!

Welke van deze strategieën pas jij al toe? Of heb je een andere tip die goed werkt? Laat het weten in de reacties of stuur me een bericht

6 werkvormen om voorkennis te activeren

Voorkennis activeren helpt om leerlingen vooraf te laten nadenken over wat ze al weten. Dit maakt nieuwe informatie makkelijker te begrijpen en beter te onthouden. Ook koppelen leerlingen de nieuwe informatie makkelijker aan wat datgene wat ze al weten.

In deze blog deel ik 6 werkvormen waarmee je voorkennis kunt activeren. Het zijn werkvormen die je zo kunt inzetten, dus je hebt weinig voorbereiding nodig.


1. Voorspel de les

Laat op het bord een afbeelding, kaart of kernwoorden zien die te maken hebben met het onderwerp van de les. Laat hen voorspellen waar de les over zal gaan. Laat de leerlingen de antwoorden schrijven op wisbordjes of kladpapier en laat leerlingen hun voorspelling omhoog houden. Vervolgens laat je leerlingen in tweetallen overleggen en hun voorspelling opschrijven. Bespreek daarna een paar antwoorden klassikaal en koppel hierop terug na de uitleg.

Als je gebruik maakt van LessonUp kan je deze werkvorm ook heel makkelijk doen met een open vraag. Maak eerst een slide met een (historische) afbeelding, kaart of een paar kernwoorden. En in de open vraag zou je leerlingen dan kunnen laten voorspellen waar de les overgaat, daarna in tweetallen bespreken en klassikaal terugkoppelen.

Je zou ook doorkunnen vragen: hoe komt het dat je denkt dat deze les over … zal gaan? etc.

Bijvoorbeeld deze afbeelding uit de Domkerk in Utrecht. Laat leerlingen raden waar de les over zal gaan en waarom ze dat denken, laat ze naar de afbeelding kijken: wat valt op? (Beeldenstorm)

2. Brainstorm in 1 minuut

Geef leerlingen 60 seconden om zoveel mogelijk begrippen of gebeurtenissen op te schrijven die te maken hebben met het onderwerp van de les. Gebruik hiervoor kladpapier, een wisbordje of een digitale tool als Padlet of Mentimeter. Maar ook in LessonUp zou dit kunnen met de open vraag. 💡 Optioneel: Laat leerlingen hun woorden vergelijken met een klasgenoot en er samen drie kiezen die volgens hen het belangrijkst zijn.

Voorbeeld: Bij een les over de Franse Revolutie schrijven leerlingen zoveel mogelijk woorden op die ze kennen over dit onderwerp, zoals ‘Bastille’, ‘Lodewijk XVI’ en ‘guillotine’.


3. Korte quiz

Start de les met een korte quiz over het onderwerp. Dit kan in de vorm van: meerkeuzevragen op het bord waar leerlingen hun keuze opschrijven en dan wisbordjes gebruiken. Of een korte quiz in Kahoot, Quizizz, Quizlet, LessonUp etc. om voorkennis te testen.

Voorbeeld: Begin een les met een waar/niet waar-quiz over de lesstof. Je hoeft niet per se een digitale tool te gebruiken. Je kunt dit ook gewoon op het digibord zetten in een document of slide. Je zou zelfs nog gekleurde kaartjes kunnen maken: groen -> waar rood -> niet waar. En dat leerlingen dan een kaartje omhoog moeten houden.



5. 3-2-1 Voorkennis

Een variatie op de 3-2-1-methode: Leerlingen schrijven op:

  • 3 dingen die ze al weten over het onderwerp
  • 2 vragen die ze hebben over het onderwerp
  • 1 voorspelling over wat ze gaan leren

Gebruik hiervoor kladpapier, wisbordjes of bijvoorbeeld post-its. Of laat het digitaal invullen in bijvoorbeeld LessonUp.

Lees ook mijn blog over 3-2-1 gebruiken in drie verschillende fases van de les.


6. Wat hoort bij elkaar?

Maak een korte koppel-opdracht: Geef leerlingen losse begrippen en laat hen de juiste paren vormen. Dit kan op papier, met kaartjes die ze moeten combineren of digitaal via LessonUp of Quizlet. Laat leerlingen hun keuzes onderbouwen: Waarom horen deze begrippen bij elkaar? Als je eenmaal de kaartjes hebt gemaakt, zou je ze natuurlijk vaker in kunnen zetten. Eerlijk gezegd ben ik soms een beetje te lui om zelf te gaan knippen en plakken en zou ik zelf liever de digitale variant gebruiken.

Voorbeeld: Koppel bijvoorbeeld historische personen aan gebeurtenissen, zoals ‘Samuel van Houten – Kinderwetje van Van Houten’ of ‘Karl Marx’ – ‘Communistisch Manifest’. Of juist jaartallen met historische gebeurtenissen.


7. Woordweb op het bord

Maak als docent een woordweb op het bord of digibord en laat leerlingen aanvullen. ‘Wat weet je al over …’ of ‘Wat weet je nog over … ‘ Gebruik LessonUp, een digibord of whiteboard of een andere digitale tool om de begrippen overzichtelijk te ordenen. Bespreek de verbanden tussen de begrippen en vul als docent aan waar nodig.


Tip: Maak gebruik van vaste routines

Werkvormen zoals deze werken fijn als leerlingen eraan gewend raken. Zo zorg je voor structuur en voorspelbaarheid.

Download het gratis werkblad met deze werkvormen om voorkennis te activeren

Digitale geletterdheid: Vakoverstijgende projecten ontwikkelen, hoe pak je dat aan?

Hoe je digitale geletterdheid ook vormgeeft binnen je school, het gaat erom dat leerlingen de vier domeinen van digitale geletterdheid ontwikkelen: ICT-basisvaardigheden, mediawijsheid, digitale informatievaardigheden en computational thinking.

Maar hoe pak je dat aan als je vakoverstijgend wilt werken op het gebied van digitale geletterdheid? In deze blog lees je hoe je digitale geletterdheid kunt integreren in vakken of vakoverstijgende projecten.


Waarom vakoverstijgend werken met digitale geletterdheid?

De vier domeinen van digitale geletterdheid sluiten goed aan bij bestaande vakken. Door ze in meerdere vakken te verwerken, leren leerlingen digitale vaardigheden toe te passen in verschillende contexten. Dit maakt het praktischer en herkenbaarder.

  • ICT-basisvaardigheden – Leerlingen leren werken met software en digitale tools die ze in verschillende vakken nodig hebben.
  • Mediawijsheid – Ze leren kritisch kijken naar nieuws, sociale media en online informatie.
  • Digitale informatievaardigheden – Ze zoeken en beoordelen bronnen, iets wat in bijna elk vak van belang is.
  • Computational thinking – Probleemoplossend denken en gestructureerd werken, wat bijvoorbeeld bij wiskunde en informatica goed toepasbaar is.

Door digitale geletterdheid vakoverstijgend aan te pakken, zorg je ervoor dat het geen losstaand onderwerp wordt, maar echt een onderdeel van je onderwijs.


Stap 1: Kies een thema dat meerdere vakken raakt

Een goed vakoverstijgend project begint met een thema dat in meerdere vakken relevant is. Voorbeelden van thema’s die aansluiten bij de vier domeinen van digitale geletterdheid:

  • Nepnieuws en betrouwbare bronnen (Geschiedenis, Nederlands, maatschappijleer – mediawijsheid & digitale informatievaardigheden)
  • Data en statistiek in de echte wereld (Wiskunde, economie, Informatica – computational thinking & ICT-basisvaardigheden)
  • Privacy en online veiligheid (Maatschappijleer, mentorles, informatica, Nederlands – mediawijsheid & ICT-basisvaardigheden)
  • Duurzaamheid en technologie (Aardrijkskunde, burgerschap, techniek, informatica – computational thinking & digitale informatievaardigheden)

Laat docenten bijvoorbeeld uit verschillende vakken samen nadenken over hoe ze digitale geletterdheid kunnen verwerken in hun lessen: hoe kan digitale geletterdheid een rol spelen binnen hun vak? Mooi idee voor een werkmiddag.


Stap 2: Maak een matrix met vaardigheden per vak

Om vakoverstijgend te werken, helpt het bijvoorbeeld om inzichtelijk te maken hoe digitale geletterdheid binnen elk vak past. Een vaardighedenmatrix kan hierbij helpen. Bijvoorbeeld:

VakDomein digitale geletterdheidOpdrachtvoorbeeld
GeschiedenisDigitale informatievaardighedenLeerlingen checken historische bronnen op betrouwbaarheid en maken een factcheck.
NederlandsMediawijsheidLeerlingen analyseren nepnieuws en schrijven een artikel waarin ze misleiding uitleggen.
InformaticaComputational thinkingLeerlingen maken bijvoorbeeld een eenvoudige programmeeropdracht of werken met data-analyse.
MaatschappijleerICT-basisvaardigheden & mediawijsheidLeerlingen onderzoeken privacyinstellingen op sociale media en presenteren verbeterpunten.

Zo’n matrix helpt vaksecties om samenhang te creëren en opdrachten af te stemmen.

Je kunt ook een gedeeld document maken met daarbij de vier domeinen van digitaal geletterdheid en vaksecties daarop laten invullen wat bij hun vak past.


Stap 3: Bepaal de werkvorm en het eindproduct

Als de vaardigheden per vak duidelijk zijn, bepaal je bijvoorbeeld hoe leerlingen eraan werken. En dan kan je een werkvorm of eindproduct gaan maken.Dit kan op verschillende manieren:

  • Projectweek – Elk vak behandelt een deelonderwerp en leerlingen bundelen hun werk in een gezamenlijke presentatie of publicatie.
  • Vakoverstijgend eindproduct – Leerlingen maken samen een website, infographic of digitaal tijdschrift waarin verschillende vakken samenkomen.
  • Onderzoek + presentatie – Leerlingen onderzoeken een digitaal vraagstuk en presenteren hun bevindingen met een digitale tool.
  • Presentatiemarkt – Leerlingen presenteren eindproduct op een markt aan ouders, docenten, medeleerlingen en anderen.

Voorbeeld: Een project over nepnieuws waarbij leerlingen bij geschiedenis bronnen checken, bij Nederlands een journalistiek stuk schrijven en bij informatica een interactieve website bouwen met hun bevindingen.

Natuurlijk kan het ook een andere werkvorm of een ander eindproduct zijn, dit zijn maar ideeën over hoe je het zou kunnen doen. Je kunt het gebruiken ter inspiratie.


Stap 4: Gebruik digitale tools die aansluiten bij het project

De juiste tools maken het project niet alleen effectiever, maar ook leuker en leerzamer. Hier zijn een paar handige tools per domein:

  • ICT-basisvaardighedenCanva voor infographics, Google Drive of Microsoft OneDrive voor samenwerking.
  • Computational thinkingGoogle Sheets of Excel voor data-analyse en eenvoudige berekeningen.
  • Digitale informatievaardigheden → bijvoorbeeld Nieuwscheckers.nl (factchecking vanuit de Universiteit Leiden) .
  • MediawijsheidNetwerk Mediawijsheid (mediawijsheid.nl) en Isdatechtzo.nl (lesmateriaal over desinformatie).
  • AI en technologieTools als ChatGPT of Bing AI om kritisch te onderzoeken hoe AI omgaat met bronnen en nepnieuws.

Stap 5: Afronden en evalueren

Een vakoverstijgend project is niet pas gelukt als het leerlingen alleen een eindproduct oplevert, ook reflecteren is belangrijk. Zorg ervoor dat je ook reflecteert op welke vaardigheid ze hebben gebruikt.

  • Laat leerlingen presenteren – Hoe zijn ze te werk gegaan? Wat hebben ze ontdekt?
  • Reflectieopdracht – Welke digitale vaardigheden hebben ze geleerd en hoe kunnen ze die verder ontwikkelen?
  • Evaluatie door docenten – Wat ging goed en hoe kan het volgende keer nog beter?

Gebruik een korte evaluatie of vragenlijst om inzicht te krijgen in hoe leerlingen het project hebben ervaren en wat ze geleerd hebben.


Conclusie: kleine aanpassingen, groot effect

Vakoverstijgend werken met digitale geletterdheid hoeft geen grote verandering te zijn. Door eerst kleine stappen te zetten, zoals een gezamenlijke vaardighedenmatrix of een proefproject (pilot), kun je digitale vaardigheden structureel in meerdere vakken integreren. Dit maakt digitale geletterdheid niet iets dat er even bijkomt, maar iets wat verweven zit in je onderwijs.

Wil je aan de slag met vakoverstijgende projecten op het gebied van digitale geletterdheid op jouw school? Start klein, werk samen en ontdek hoe digitale geletterdheid een plek krijgt in het curriculum.

Ik hoop dat je door deze blog inspiratie hebt gekregen om aan de slag te gaan. Heb je vragen? Laat het weten in de reacties.

Wil je meer lezen over digitale geletterdheid? Lees ook mijn andere blogs:

Digitale geletterdheid – Docenten ondersteunen bij digitale geletterdheid: hoe pak je dat aan?

Digitale vaardigheden zijn niet voor iedere docent vanzelfsprekend. En dat is logisch: digitale ontwikkelingen gaan zo snel dat het lastig kan zijn om alles bij te houden.

In deze blog vind je concrete manieren om docenten te helpen bij hun digitale geletterdheid.

Deze blog richt zich vooral op het ondersteunen van docenten op het gebied van digitale geletterdheid. Zoek je meer informatie over hoe je digitale geletterdheid kunt opnemen in het schoolbeleid? Lees dan mijn andere blog: Digitale geletterdheid in het schoolbeleid: hoe pak je dat aan?


Waarom docenten ondersteunen bij digitale geletterdheid?

Veel docenten willen al wel iets doen met digitale geletterdheid, maar weten niet goed waar te beginnen. Misschien weten ze ook nog niet zo goed wat het precies inhoudt of dat digitale vaardigheden alleen thuishoren bij informatica. Maar digitale geletterdheid omvat veel meer dan dat. SLO onderscheidt vier domeinen:

  • ICT-basisvaardigheden
  • Mediawijsheid
  • Computational thinking
  • Digitale informatievaardigheden

Veel docenten passen al onderdelen van digitale geletterdheid toe, zonder het zo te noemen. Een geschiedenisdocent helpt bijvoorbeeld leerlingen bij het herkennen van betrouwbare bronnen, terwijl een docent Nederlands of maatschappijleer hen leert omgaan met nepnieuws en kritisch lezen etc.

Maar hoe ondersteun je docenten die zich nog niet zeker over voelen over digitale geletterdheid?


1. Workshops door docenten zelf: benut de expertise in je school

Binnen een school is vaak meer digitale expertise dan je denkt of zichtbaar is. Veel docenten beschikken over kennis en vaardigheden, maar sommige collega’s zijn wat bescheidener en laten dat niet direct zien, terwijl ze toch veel kennis hebben.

Hoe pak je dit aan?

  • Gebruik een korte vragenlijst in bijvoorbeeld Forms om te achterhalen hoe docenten hun vaardigheden inschatten op de vier domeinen van digitale geletterdheid.
  • Laat docenten aangeven of ze een workshop willen geven of juist willen volgen. En evt. welk onderwerp.
  • Stel een programma samen op basis van de expertise binnen de school.
  • Wil je toch extra verdieping? Dan kun je altijd nog een externe expert inhuren voor specifieke onderwerpen.

Door te beginnen met de kennis die al in de school aanwezig is, sluit de training beter aan op de dagelijkse praktijk. Vaak werkt leren van collega’s goed, maar een externe trainer kan aanvullend zijn als er specialistische kennis nodig is natuurlijk.


2. Maak informatie over digitale geletterdheid toegankelijk

Zorg voor een centrale plek op bijvoorbeeld SharePoint waar informatie voor docenten beschikbaar is. Denk aan handleidingen, links naar instructievideo’s, lesmateriaal, voorbeelden van andere docenten etc.


3. Stimuleer samenwerking tussen docenten

Leren van je eigen collega’s werkt vaak het goed. Zorg ervoor dat docenten elkaar kunnen helpen en ervaringen kunnen delen.

Manieren om kennisdeling te stimuleren:

  • Intervisiebijeenkomsten – Laat docenten uitdagingen en succesverhalen rondom digitale geletterdheid met elkaar delen. Wat werkt? Waar lopen ze tegenaan? Samen kom je verder.
  • Digitaal maatje’-systeem – Koppel minder ervaren docenten aan een collega die al verder is met digitale vaardigheden. Zo kunnen ze laagdrempelig vragen stellen en van elkaar leren.
  • Handige tool in een kwartier – Een korte en praktische uitleg van een digitale tool tijdens een vergadering. Geen lange training, maar meteen toepasbare tips die docenten direct kunnen gebruiken.

Vraag rond binnen het team welke docenten al ervaring hebben met digitale geletterdheid en bereid zijn om collega’s te helpen. Of zie onderdeel 1, maken van een vragenlijst over digitale geletterdheid docenten.


4. Neem digitale geletterdheid op in het schoolbeleid

Docenten ondersteunen is een belangrijke eerste stap, maar uiteindelijk moet digitale geletterdheid ook een structurele plek krijgen binnen de school. Dit betekent dat het terugkomt in de visie, het curriculum en de dagelijkse praktijk. Hoe je dat aanpakt? Daarover lees je meer in deze blog: Digitale geletterdheid in het schoolbeleid: hoe pak je dat aan?


Begin met kleine stappen

Digitale geletterdheid wordt makkelijker als je het stapsgewijs aanpakt in school. Kleine veranderingen, handige tools en samenwerking maken een groot verschil.

Wil je meer lezen over digitale geletterdheid? Lees ook mijn andere blogs:

Tijdvak 1: lesmateriaal landbouwrevolutie

Zoek je lesmateriaal over de jagers en verzamelaars en de landbouwrevolutie voor je geschiedenisles voor vmbo onderbouw? In deze blog vind je drie opdrachten inclusief gratis werkbladen.

  • Deze werkbladen zijn geschikt voor vmbo-leerlingen en zijn direct inzetbaar in de klas.
  • De werkbladen zijn geschikt voor het vak geschiedenis en leergebied mens & maatschappij.

Werkblad 1 – maak een tekening over het leven van de eerste boeren

In deze opdracht gaan leerlingen een tekening maken van een dorp in de tijd van de eerste boeren. Ze doen dit stapsgewijs, eerst informatie zoeken en als laatste stap de tekening maken.

Werkblad 2 – onderzoek landbouw in jouw omgeving

Deze opdracht is meer geschikt voor mens & maatschappij, maar past goed bij tijdvak 1 jagers – verzamelaars en de landbouwrevolutie. Je zou ook samen kunnen werken met een collega aardrijkskunde. Leerlingen gaan op onderzoek uit en zoeken naar informatie over landbouw bij hen in de buurt.

Werkblad 3 – maak een tijdlijn over de landbouwrevolutie

In deze opdracht gaan leerlingen een tijdlijn maken en laten ze stap voor stap zien hoe het leven van de mens veranderde door de landbouwrevolutie. Dit is een opdracht die je ook samen met je lesmethode kan gebruiken. Ik zou zelf leerlingen geen gebruik laten maken van internet, maar dat is natuurlijk je eigen keuze.

Hoe zet je de werkbladen in?

Gebruik deze werkbladen op verschillende manieren:

  • Als individuele opdracht voor leerlingen of groepsopdracht.
  • Als differentiatiemateriaal voor extra uitdaging of ondersteuning.
  • Als verwerkingsopdracht na een klassikale uitleg.

Gratis lesmateriaal geschiedenis – Download nu!

Ben je op zoek naar meer lesmateriaal voor geschiedenis in de onderbouw vmbo? Of voor het leergebied mens & maatschappij?

Op mijn website deel ik regelmatig nieuwe werkbladen en opdrachten.

Heb jij deze werkbladen gebruikt in je les? Of heb je vragen? Laat het weten in de reacties of deel je ervaringen op social media! 

Prikkelarm of gezellig? Hoe richt je een klaslokaal in?

Jarenlang hing ik het lokaal waar ik bijna al mijn lessen zat vol met posters, tierelantijntjes en posters van leerlingen. Er stonden overal planten en zelfs de ramen zaten vol stickers. Steeds een nieuw thema: Marvel, Disney, Frozen, Pokemon, Star Wars, kerst, Pasen etc. Het gaf het lokaal een beetje een huiselijke sfeer—niet per se om de leerresultaten te verbeteren, maar gewoon omdat ik het gezellig vond en het er leuk uitzag. In de tijd van de moestuintjes van Albert Heijn had ik zelfs een hele hoek ingericht voor de moestuintjes en ook de vensterbanken stonden vol.

De laatste tijd merk ik dat ik steeds meer neig naar een prikkelarme omgeving voor leerlingen. Niet omdat ik iets tegen versiering heb, maar omdat ik zie dat een rustige ruimte echt helpt bij de concentratie van leerlingen. En eerlijk? Voor mezelf voelt het ook fijner. Ik ben sowieso soms beetje chaotisch, snel afgeleid en raak altijd alles kwijt. Dus voor mij is het eigenlijk ook wel goed om een omgeving met wat meer rust te hebben.

Maar wat werkt nou eigenlijk het beste? Een lokaal vol visuele prikkels of juist een rustige, strakke inrichting?

De voordelen van een gezellig, versierd lokaal

  • Een huiselijke en fijne sfeer waar leerlingen zich welkom voelen.
  • Visuele ondersteuning van de lesstof, zoals tijdlijnen bij geschiedenis.
  • Werk van leerlingen ophangen kan hen trots maken en motiveren.

Waarom een prikkelarm lokaal kan helpen

  • Minder afleiding = meer focus, vooral voor neurodiverse leerlingen.
  • Een rustig lokaal ondersteunt een gestructureerde en overzichtelijke les.
  • Leerlingen kunnen zich beter concentreren op de instructie en opdrachten.

Ik begon me hier pas echt een beetje in te verdiepen toen leerlingen opmerkingen maakten zoals: “Het is hier wel druk.” “Er hangt zoveel dat ik niet weet waar ik moet kijken.” “Ik kan me moeilijk concentreren.” Ook had ik op X een keer een post gelezen van een docent die bewust koos voor een prikkelarm lokaal. (Ik ben alleen vergeten wie dat was en kan het niet meer terugvinden, is twee of drie jaar terug denk ik) Dat zette me aan het denken: hoe beïnvloedt de omgeving eigenlijk het leerproces van leerlingen?

Toen ik mijn lokaal toen geleidelijk wat rustiger maakte, vonden veel leerlingen het fijn. Ze gaven aan dat het soms lastig was om zich te concentreren als het lokaal helemaal vol hing of als er overal spullen in de vensterbank stonden. Maar er waren ook leerlingen die het ‘kaal’ vonden en minder gezellig. “Wat heeft u gedaan mevrouw? Het was hier altijd zo gezellig!” Toch geef ik de voorkeur aan leerresultaten boven gezelligheid: liever een rustige leeromgeving waarin leerlingen zich kunnen focussen dan een druk lokaal vol afleiding en waar leerlingen zich niet misschien durven uit te spreken dat ze er last van hebben.

Toen ik twee/drie jaar geleden het lokaal waar ik zat wat neutraler aan het maken was, heb ik ook leerlingen gesproken die wat minder op de voorgrond staan. Ze gaven aan dat het wel heel gezellig was al die dingetjes, posters en thema’s. Maar dat ze het wel lastig vonden om zich te concentreren.

Wat als je geen eigen lokaal hebt?

Niet iedereen heeft een vast lokaal, bijvoorbeeld als je parttime werkt of gewoon als je pech hebt en door de roostermaker steeds ergens anders wordt neergezet omdat er niet genoeg lokalen voor docenten zijn. Toch kan je wel proberen om een een bepaalde rust en herkenbaarheid in je lessen te houden. Dit kan bijvoorbeeld met:

  • Duidelijke en rustige PowerPoint-dia’s.
  • Een vaste structuur in de les, zodat leerlingen weten wat ze kunnen verwachten.
  • Kleine visuele hulpmiddelen, zoals een overzicht met kernbegrippen dat ik kan meenemen.
  • Of je echt richten op je vak. Bij geschiedenis is het helemaal niet zo raar om bijvoorbeeld een tijdlijn aan de muur te hebben.

De balans vinden

Het hoeft natuurlijk niet óf een prikkelarm lokaal te zijn óf een chaotische ruimte vol posters en overal spulletjes. Een middenweg werkt denk ik het beste: een rustige basis met enkele functionele en sfeervolle elementen. Zelf zou ik tegenwoordig wat meer terughoudend zijn. En minder drukke posters of persoonlijke spullen ophangen, maar een tijdbalk voor geschiedenis of een plantje kan prima. Zo blijft het lokaal overzichtelijk, zonder sfeerloos te worden.

Met bijvoorbeeld kerst vind ik het trouwens wel leuk om wat versiering te hebben. Zolang het niet afleidt en rekening houdt met verschillende leerlingen (knipperende lichtjes is misschien een beetje too much). Een beetje sfeerverlichting of een leuk kerstboompje kan de sfeer net dat beetje extra geven, zonder te overheersen. Of met Pasen een leuke tak met wat eitjes ofzo.
Het belangrijkste is dat je je vooral richt op rekening houden met alle leerlingen. Ze moeten zich veilig voelen en zich kunnen concentreren op de lesstof.

Meer lezen over dit onderwerp?

Paul Kirschner schreef een interessante blog hierover ‘Visueel lawaai’.

Heb jij een vast lokaal? En hoe denk jij over het inrichten van een klaslokaal? Hou je rekening met verschillende leerlingen? Laat het weten in de reacties!

Blog lesobservaties: samen leren en verbeteren

Lesgeven is een dynamisch vak waar je nooit uitgeleerd bent. Elke dag brengt nieuwe situaties, uitdagingen en leermomenten. Eén van de manieren om je lessen te verbeteren is door lesobservaties: kijken bij collega’s en leren van hoe zij hun lessen aanpakken. Het is niet bedoeld als een beoordelingsmoment, maar juist als een kans om inspiratie op te doen en je eigen lessen te verfijnen.

Zelf heb ik door de jaren heen meerdere lesobservaties gedaan en bijgewoond. In deze blog deel ik waarom lesobservaties zo waardevol zijn en hoe je er het meeste uit kunt halen.

Waarom zijn lesobservaties zo nuttig?

Een lesobservatie geeft je een mooie kans om buiten je eigen klaslokaal te kijken en te zien hoe collega’s hun lessen vormgeven. Het kan je helpen om:

  • Nieuwe werkvormen en didactische strategieën te ontdekken – Misschien gebruikt een collega een werkvorm die goed aansluit bij jouw vak of leerlingen. Of je ziet een werkvorm waar je weleens over hebt gelezen, maar nog niet zelf uitgeprobeerd hebt.
  • Beter te begrijpen hoe leerlingen reageren op verschillende aanpakken – Wat werkt goed bij hen en waarom? Of
  • Reflecteren op je eigen lesgeven – Soms besef je pas door een observatie dat je bepaalde gewoontes hebt, omdat je je herkent in wat een collega doet.

Door regelmatig lessen van anderen bij te wonen en daarover in gesprek te gaan, blijf je jezelf ontwikkelen als docent. Bovendien hoef je niet altijd een hele les bij te wonen – je kunt er ook voor kiezen om specifieke onderdelen van een les te observeren, zoals de instructiefase, een samenwerkingsopdracht of de afronding. Of je loopt gewoon even naar binnen, kijkt even en gaat daarna weer verder. Ik denk zelfs dat die korte bezoekjes nog veel waardevoller zijn.

Leren van elkaar: een open en positieve houding

De sleutel tot een succesvolle lesobservatie is een open en nieuwsgierige houding. Het gaat niet om vergelijken of beoordelen of daarna die collega in de wandelgangen of personeelskamer belachelijk maken. Het gaat om samen leren en groeien. Een positieve benadering helpt om het meeste uit een observatie te halen. Dit kan op verschillende manieren:

  • Kies een specifiek aandachtspunt – Denk aan klassenmanagement, differentiatie of het gebruik van activerende werkvormen. Dit maakt de observatie gerichter en effectiever.
  • Ga zonder oordeel de observatie in – Elke docent heeft een eigen stijl. Wat voor de één werkt, past misschien niet bij jou, maar je kunt er altijd iets van leren.
  • Bespreek na afloop wat je hebt gezien – Stel vragen, wissel ideeën uit en denk na over wat jij in jouw lessen kunt toepassen.

Mijn ervaringen met lesobservaties

Door de jaren heen heb ik verschillende collega’s geobserveerd en zelf ook lesbezoeken gehad. Soms leverde dat direct toepasbare ideeën op, soms leerde ik juist door het contrast met mijn eigen manier van lesgeven. Eén van de dingen die me is bijgebleven, is bijvoorbeeld hoe de opstelling van het lokaal invloed kan hebben op de lesdynamiek. Een collega had bijvoorbeeld een U-vormige opstelling, waarbij leerlingen tijdens uitleg in een kring zaten en daarna draaiden leerlingen zich om en gingen ze aan het werk. In het midden stond dan een begeleidingstafel. Dit zorgde voor meer betrokkenheid en interactie. Ook schoof de collega met de leerlingen de tafels in de opstelling en daarna weer terug. Terwijl ik eerst dacht: ja, leuk zo’n opstelling dat zou ik ook wel willen als ik een vast lokaal had. Maar om het iedere keer weer terug te moeten zetten en dan weer haasten naar het volgende lokaal, daar word ik al moe van als ik er alleen al aan moet denken. Maar eigenlijk deed hij op zo’n manier dat er makkelijk uitzag, ook al heeft het wel wat voorbereiding nodig en routines die je vaker moet oefenen.

Ook zag ik eens een handige manier om met LessonUp om te gaan. Ik gebruikte LessonUp al jaren en die andere collega ook. Maar hij deed iets anders wat superhandig was: leerlingen draaiden hun laptops om als ze klaar waren met een opdracht, zodat ze niet verder afgeleid raakten en de docent ging dan weer verder met de opdracht. Als er dan een toetsingsvraag kwam draaiden leerlingen de laptop weer om en maakten de vraag. Zo stom, daar had ik eigenlijk niet over nagedacht. Dit soort kleine, praktische tips kunnen best een groot effect hebben in je lespraktijk.

Ook was ik wel bij beginnende docenten in de les en wat ik daar heel mooi vind om te zien is het enthousiasme voor het vak.

Ook in mijn eigen lessen heb ik natuurlijk lesbezoeken gehad. Toen ik nog maar net begonnen was met lesgeven kwam de rector op lesbezoek. De leerlingen waren opeens muisstil, terwijl het normaal altijd een drukke en dynamische klas was. Niemand durfde iets te zeggen of te reageren tijdens het onderwijsleergesprek. Ook gingen ze direct aan het werk na de uitleg en had iedereen meteen z’n spullen op tafel. Het voelde heel raar om op zo’n manier les te geven in een normaal gesproken dynamische klas. Het was net of ik lesgaf in een lokaal zonder leerlingen. De leerlingen dachten waarschijnlijk: ojee, de rector is er vandaag. Laat ik me maar even gedragen. Daarna had ik een heel leuk gesprek met die collega en hebben we er ook om kunnen lachen. Later met de klas ook.

In het begin vond ik lesobservaties wel heel spannend, maar dat kwam ook omdat je dan vaak beoordeeld werd. Er kwam bijna nooit iemand kijken in de les, behalve bij een beoordeling of als de inspectie er was. Het was toen nog niet zo gebruikelijk om bij elkaar in de lessen te kijken.

Lesobservaties in de praktijk: hoe pak je het aan?

Wil jij zelf een lesobservatie doen of laten doen? Hier zijn een paar praktische tips:

  • Spreek van tevoren een focus af – Wil je letten op interactie, instructie, activerende werkvormen? Door een helder doel te stellen, haal je er meer uit.
  • Maak aantekeningen, maar kijk vooral goed rond – Hoe is de sfeer in de klas? Wat doet de docent om structuur te houden?
  • Plan een kort nagesprek – Bespreek wat je hebt gezien en wat je meeneemt. Dit kan een eye-opener zijn voor zowel de observator als de geobserveerde.
  • Blijf in gesprek met collega’s – Het echte leren zit vaak in de gesprekken die na de observatie plaatsvinden. Heel belangrijk om niet te oordelen of in te vullen hoe de collega iets zou moeten doen volgens jou. Ga positief het gesprek aan en focus op samen leren.
  • Focus op een specifiek lesonderdeel – Je hoeft niet per se een hele les bij te wonen; kijk bijvoorbeeld alleen naar de opening, instructie of evaluatie.

Conclusie: blijf leren van elkaar

Lesobservaties zijn geen beoordeling, maar een waardevolle kans om van elkaar te leren. Door regelmatig bij collega’s te kijken en open te staan voor nieuwe inzichten, kun je je eigen lespraktijk blijven verbeteren. Het is een eenvoudige, maar effectieve manier om geïnspireerd te raken en je lessen steeds sterker te maken.

Dus: nodig een collega uit om eens bij jou te kijken of plan zelf een observatie in.

Heb jij wel eens een lesobservatie gedaan? Wat heb je ervan geleerd? Laat het me weten in de reacties!

Leren voor de toetsweek: prioriteitenmatrix

De toetsweek komt eraan en veel leerlingen hebben moeite met het plannen van hun studietaken. Waar begin je? Wat is écht belangrijk? Als mentor of ouder kun je je leerling of kind helpen om meer overzicht en rust te creëren met de prioriteitenmatrix. Dit is een handige methode om taken te verdelen op basis van urgentie en belangrijkheid. In deze blog leg ik uit hoe je deze methode eenvoudig inzet en kun je gratis het werkblad prioriteitenmatrix en het werkblad planning toetsweek downloaden om direct aan de slag te gaan.

Wat is de prioriteitenmatrix?

De methode is gebaseerd op het model van Eisenhower en verder ontwikkeld door Covey. De prioriteitenmatrix helpt leerlingen om hun taken in vier categorieën te plaatsen:

  1. Belangrijk & dringend – Moet nu gebeuren (bijvoorbeeld: leren voor een toets morgen).
  2. Belangrijk & niet dringend – Kan later ingepland worden (bijvoorbeeld: een samenvatting maken voor een toets over een week).
  3. Niet belangrijk & dringend – Moet snel, maar is minder belangrijk (bijvoorbeeld: een korte huiswerkopdracht).
  4. Niet belangrijk & niet dringend – Mag wachten of hoeft niet (bijvoorbeeld: social media checken).

Door taken op deze manier in te delen, krijgen leerlingen inzicht in wat prioriteit heeft en wat uitgesteld of weggelaten kan worden.

Hoe begeleid je je leerling of kind met de prioriteitenmatrix?

1. Uitleg van de prioriteitenmatrix

  • Bespreek wat de matrix is en waarom het helpt.
  • Geef herkenbare voorbeelden van taken in de vier categorieën.

2. Opstellen van een takenlijst

  • Laat de leerling alle aankomende toetsen en taken opschrijven, zoals:
    • Samenvattingen maken;
    • Flashcards maken;
    • Oefentoetsen maken;
    • Instructievideo’s bekijken;
    • Leerladder gebruiken.

3. Invullen van de prioriteitenmatrix

  • Geef een werkblad (zie download onderaan blog) of laat de leerling zelf een matrix tekenen.
  • Begeleid bij het indelen van de taken in de vier kwadranten.
  • Help bij twijfel en bespreek waarom bepaalde keuzes handig zijn.

4. Plannen van de toetsweek

  • Laat de leerling een planning maken op basis van de ingevulde matrix.
  • Gebruik hiervoor een apart werkblad voor de planning.
  • Als ze een agenda gebruiken, laat ze het daarin overnemen.

Tip: Geen tijd om alles in één keer te doen? Splits het op in twee momenten: eerst de matrix, dan de planning.

5. Afronding en reflectie (5 minuten)

  • Bespreek hoe de leerling het invullen vond.
  • Vraag wat ze lastig vonden en waar ze verbetering zien.
  • Geef aan dat ze dit elke toetsweek kunnen gebruiken.

Waarom werkt deze methode?

  • Meer overzicht: leerlingen zien in één oogopslag wat belangrijk is.
  • Minder stress: de methode voorkomt dat alles op het laatste moment moet. (Mist je op tijd begint met de prioriteitenmatrix natuurlijk)
  • Efficiënter leren: focussen op wat echt belangrijk is.
  • Meer zelfstandigheid: leerlingen leren zelf plannen en prioriteren.

Gratis werkbladen downloaden

Wil je deze methode direct inzetten? Download hier het werkblad prioriteitenmatrix en het werkblad planning toetsweek om je leerling of kind te helpen met voorbereiden van de toetsweek.


Heb jij deze methode al eens geprobeerd? Laat in de reacties weten hoe jouw leerlingen of uw kind dit ervaren heeft!

De leerladder: stap voor stap leren

Wil jij als leraar je leerlingen beter laten leren of als ouder je kind helpen met huiswerk? Dan is De Leerladder een handige methode! Dit is een gestructureerde en effectieve manier om informatie te verwerken, zodat leerlingen niet alleen begrippen of woordjes uit hun hoofd leren, maar de stof ook echt begrijpen.

Hoe werkt de leerladder?

Je kunt met deze leerladder leerlingen helpen om kennis op te bouwen in een aantal stappen. Ze beginnen met het (voor)lezen van begrippen en gaan uiteindelijk naar het toepassen en uitleggen ervan. Op deze manier zijn ze actief bezig met de begrippen en leerstof.

Dit werkt goed voor vakken zoals geschiedenis en aardrijkskunde, maar kan natuurlijk ook bij andere vakken worden gebruikt.

Waarom werkt deze manier van leren?

  • Leerlingen gaan actief met de stof aan de slag in plaats van alleen maar lezen of begrippen stampen.
  • Herhaling en toepassen zorgen ervoor dat leerlingen het beter begrijpen en onthouden.

Gratis werkblad voor in de klas of thuis

Wil je deze manier van leren direct inzetten? Download hieronder het gratis werkblad en gebruik het in je les of om je kind thuis te begeleiden!

Heb jij De Leerladder al geprobeerd in de klas of thuis? Laat in de reacties weten hoe het is gegaan.