In 1789 leefden de boeren in Frankrijk in armoede, ze hadden honger en bijna geen geld om rond te komen. En dat terwijl zij wel veel belasting moesten betalen. De adel die in het paleis bij Versailles woonden, leefden juist het tegenovergestelde. Er was voedsel in overvloed, veel rijkdom en zij hoefden geen belasting te betalen.
Het was begrijpelijk dat er daarom steeds meer onvrede bij het ‘gewone’ volk was. Wat hield de Franse Revolutie in? Welke gebeurtenissen gingen er aan vooraf?
Absoluut vorst
Op dat moment in 1789 is Lodewijk XVI de koning van Frankrijk. Hij is een absoluut vorst, dat wil zeggen dat hij alle macht had. De konings wil was wet.
Jeugd van Lodewijk XVI
Als in 1774 de grootvader van Lodewijk XVI overlijdt, Lodewijk XV, wordt hij koning. Hij is nog maar 19 jaar oud en zijn vrouw Marie Antoinette 18 jaar. Ze zijn eigenlijk nog veel te jong om nu al te regeren als koning en koningin, ze worden wel geadviseerd door verschillende mensen van de adel. Maar zij hebben geen kennis van zaken en weten eigenlijk niet goed hoe je een land moet besturen.
Bankroet
Lodewijk XV had zijn kleinzoon ook een vervelend cadeautje meegegeven bij zijn overlijden. Frankrijk was namelijk zo goed als bankroet, er was bijna geen geld meer. Lodewijk XIV en Lodewijk XV waren veel te onvoorzichtig met geld om gegaan, zodat Frankrijk nu met een enorme schuld zat.
Ook Lodewijk XVI gaf te veel geld uit, onder andere aan zijn hofhouding en voeren van oorlog. Het duurde niet lang meer of Frankrijk was totaal bankroet.
Standenmaatschappij
Frankrijk was op dit moment een standenmaatschappij. Dat wil zeggen dat de maatschappij, de mensen, verdeeld waren in drie standen. De koning stond bovenaan. Tot de eerste stand behoorde de geestelijkheid en tot de tweede stand de adel. De overige mensen, de boeren en burgers, behoorden tot de derde stand. De derde stand werd verdeeld in twee groepen:
- De bourgeoisie: de rijke burgerij
- De arme boeren en arbeiders
Voorrechten
De eerste twee standen hadden privileges, dat wil zeggen dat zij voorrechten hadden. Zo hoefden zij geen belasting te betalen. Alleen de derde stand moest belasting betalen.
Staten – Generaal
In 1789 besloot Lodewijk XVI de Staten – Generaal bij elkaar te roepen. Hier zaten de vertegenwoordigers van de standen in. Frankrijk had geen geld meer en er moest iets gebeuren. De koning wilde dat er nog meer belasting betaald zou worden en vroeg de eerste en tweede stand om een steentje bij te dragen. Zij weigerden belasting te betalen, dit hadden ze nooit gedaan. Zij vonden dat de derde stand maar gewoon nog meer belasting moest betalen.
Gelijkheid
De derde stand was het hier niet mee eens. Zij moesten al veel belasting betalen en hadden totaal geen inspraak met wat er met het geld gebeurde, zij hadden niets te vertellen. Dit was niet eerlijk, iedereen zou gelijk behandeld moeten worden. Er moest een grondwet komen.
Vrijheid, gelijkheid en broederschap!
De derde stand besloot hun krachten te bundelen en bij elkaar te komen. Ook enkele mensen van de adel en geestelijkheid die laag in rang stonden besloten mee te doen. Deze groep kwam bij elkaar op de kaatsbaan en besloten de Nationale Vergadering op te richten. Ze zworen niet eerder uit elkaar te gaan tot er een grondwet was. De absolute macht van de koning moest een halt toegeroepen worden. En ook aan het hebben van voorrechten moest een einde komen, geen standenmaatschappij meer. Vrijheid en gelijkheid voor iedereen!
Bestorming van de Bastille
Lodewijk XVI was het hier helemaal niet mee eens en hij stuurde dan ook het leger op de burgers af. De burgers waren daarna helemaal woest en kwamen in opstand. Op 14 juli 1789 bestormden de burgers massaal de Bastille, de staatsgevangenis.
Revolutie
Het woord revolutie betekent een grote verandering, dat was ook precies wat Frankrijk nu te wachten stond. Een grote verandering, de Franse Revolutie.
In plaats dat de macht bij de koning lag, lag de macht nu steeds meer bij de burgers. Het duurde niet lang meer of de standenmaatschappij werd afgeschaft. Ook kwam er in 1791 eindelijk een grondwet, koning Lodewijk XVI was het hier eigenlijk niet mee eens maar werd onder druk gezet. Hij had geen keus.
Kiesrecht
In 1792 werden er in Frankrijk gestemd met algemeen kiesrecht. Nog niet iedereen mocht stemmen, maar het was al een hele vooruitgang met de oude situatie. Alleen volwassen mannen mochten stemmen, stemrecht voor vrouwen kwam pas veel later.
Radicale fase van de Franse Revolutie
De Franse Revolutie werd steeds radicaler. Iedereen die de nieuwe idealen ‘Vrijheid, gelijkheid en broederschap’ in de weg stond moest gedood worden. In deze tijd gebeurde dat met een guillotine, een apparaat waarbij iemand snel onthoofd kon worden met een enorm scherp mes. Ook koning Lodewijk XVI werd onthoofd, dit gebeurde op 21 januari 1793.
Deze radicale fase van de Franse Revolutie gebeurde onder leiding van Robespierre. Totdat ook hij uiteindelijk in 1794 onder de Guillotine terecht kwam. Daarna werd het geleidelijk weer wat rustiger in Frankrijk.
Tot 1799 toen uiteindelijk Napoleon aan de macht kwam en zichzelf tot keizer kroonde.
Gevolgen van de Franse Revolutie
De idealen van de Franse Revolutie zijn voor een groot deel waar gemaakt, er was meer vrijheid en gelijkheid voor iedereen. De Franse Revolutie heeft er voor gezorgd dat er een einde aan de standenmaatschappij en de absolute macht van de koning kwam. Frankrijk kreeg een grondwet en er kwam algemeen kiesrecht, wel alleen nog voor mannen maar het begin was er.
Lees ook:
Instructiefilm:
Histoclip: Franse Revolutie
Een gedachte over “Franse Revolutie”